Fig. 13: Flexibele aansluitkabel
Fig. 14: Starre aansluitkabel
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Drive for Wilo-Helix2.0-VE / Wilo-Medana CH3-LE • Ed.02/2023-03
3.
Ter bescherming tegen lekkagewater en voor trekontlasting aan de kabelschroefver-
binding een aansluitkabel met voldoende buitendiameter gebruiken.
4.
Leid de aansluitkabel door de kabelschroefverbinding M25 (Fig. 10, pos. 1). Draai de
kabelschroefverbinding met het voorgeschreven draaimoment vast.
5.
De kabels die zich in de buurt van de draadaansluiting bevinden, naar een afvoerlus lei-
den om het druipwater te laten afvloeien.
6.
Leg de aansluitkabel zodanig dat deze de leidingen en de pomp niet raakt.
LET OP
Gebruik adereindhulzen als er flexibele kabels worden gebruikt voor de
netaansluiting of communicatieaansluiting!
Kabelschroefverbindingen die niet zijn aangesloten, moeten met de door
de fabrikant geleverde stop afgesloten blijven.
LET OP
Schakel de pomp bij voorkeur via de digitale ingang (Ext. Off) in en uit, en
niet via de hoofdspanningsvoorziening.
Hoofdklem: Hoofdaardaansluiting
Aansluiting netklem
Netklem voor 3~ netaansluiting
met aarding
Aansluiting van de aardleiding
Als er een flexibele aansluitkabel wordt gebruikt, moet voor de aarddraad een ringoog wor-
den gebruikt.
Sluit bij gebruik van een starre aansluitkabel de aarddraad u-vormig aan.
Lekstroom-veiligheidsschakelaar (RCD)
Een frequentieomvormer mag niet met een lekstroom-veiligheidsschakelaar worden be-
veiligd.
Frequentieomvormers kunnen de werking van lekstroom-veiligheidsschakelingen beperken.
LET OP
Ze kunnen gelijkstroom in de aardingsleider veroorzaken. Op plaatsen
waarbij voor de bescherming in het geval van directe of indirecte aanraking
een lekstroom-veiligheidsschakelaar (RCD) of een lekstroom-bewakings-
apparaat (RCM) wordt gebruikt, is aan de zijde van de stroomvoorziening
van dit product alleen een RCD of RCM van het type B toegestaan.
Netklem voor 1~ netaansluiting
met aarding
nl
25