nl
10.1
Functies
10.1.1
Hoofdscherm
Fig. 12.2
10.1.2
Bedrijfssituatie
54
Schakelkast van de dieselpomp
Zekeringen
FU2
Accu-oplader – Accu 1
GD1
Accu-oplader – Accu 2
GD2
Human Machine Interface
HMI
Hulprelais
KA1-4
Accu-vermogensbeveiliging
KM1-2
Amperometrische transformator
KT1
Klemmen
M1, M2
Zekeringsklemmen
MC
Hoofdschakelaar
QS1
Sleutelschakelaar automatische modus
SA1
Toets voor handmatige noodstart – Accu 1
SB1
Toets voor handmatige noodstart – Accu 2
SB2
Diodenbrug
VC1
Beschrijving
Netfrequentie
1
Pompruimtetemperatuur
2
Status van de drukschakelaars
3
Bedrijfssituatie
4
Accuspanning A en B
5
Motoroliedruk
6
Vulpeil brandstof
7
Motorolietemperatuur
8
Bedrijfsuren motor
9
Motortoerental
10
ƒ
De keuze van een bedrijfssituatie vindt plaats via een externe keuzeschakelaar.
ƒ
Als de regeleenheid zich niet in automatisch bedrijf bevindt, brandt de rode led (d)
aan de voorkant en geeft aan dat de installatie wat het drukschakelaarsignaal betreft
niet startklaar is.
Automatisch bedrijf:
ƒ
In deze bedrijfssituatie wordt de status van de drukschakelaars of van de vlotter van
het aanzuigreservoir bewaakt. Zodra er een drukgebrek is geconstateerd, wordt de
motor gestart.
ƒ
Als het signaal (openen van het contact) van de drukschakelaar ontbreekt, knippert
de achtergrondverlichting van het display (ook van veraf zichtbaar) en knippert het
woord "PRESS" op het display.
ƒ
Als de vlotter van het aanzuigreservoir wordt geactiveerd, knippert "LIV.ADESC." op
het display.
ƒ
De automatische startpogingen worden volgens de voorschriften afwisselend met
accu A en accu B uitgevoerd. Het apparaat onthoudt altijd met welke accu de laatste
poging werd uitgevoerd. De volgende poging vindt plaats met de alternatieve accu.
De accu die momenteel gekozen is, wordt aangegeven door de gele led.
ƒ
Zodra één van de startrelais wordt geactiveerd, wordt gecontroleerd of het terug-
koppelingssignaal van het gebruikte rondsel de juiste spanning heeft. Als dit niet het
geval is, wordt het relais gescheiden en met een nieuwe poging opnieuw ingezet.
ƒ
Als de motorstart wordt herkend (toerental hoger dan de ingestelde drempelwaar-
de), wordt het startrelais gescheiden. De draaiende motor wordt met de groene led
aangegeven.
ƒ
Als de motor niet start, wordt de poging voor de ingestelde maximumtijd (voorin-
stelling 6 s) voortgezet, vervolgens gepauzeerd en wordt aansluitend met het alter-
natieve accurelais een poging ondernomen.
WILO SE 2020-12