nl
6.4.3
Installatie plaatsen
A
Fig. 6: Opstellingswijzen
6.4.4
Leidingen aansluiten
20
Installatie en elektrische aansluiting
B
A
Bevestiging met ankerbouten
B
Basisframe ingegoten in een betonnen fundament.
‡
Plaats van opstelling voorbereid voor de montage van de installatie.
‡
Bevestigingsmateriaal aanwezig: Ankerbouten in een geschikte grootte voor de
bevestiging van het basisframe aan het fundament.
1. Plaats de installatie op de plaats van opstelling.
2. Boor de gaten door het basisframe direct in het fundament. De diepte van de boor-
gaten moet conform de specificaties van de fabrikant van de ankerbouten zijn.
3. Plaats de ankerbouten. Neem de specificaties van de fabrikant in acht.
4. Bevestig het basisframe op het fundament als de ankerbouten zijn uitgehard.
Voorzie de schroefverbindingen van een schroefborging, bijv. Loctite.
▶ De installatie is geplaatst. Sluit de leidingen aan.
De installatie kan eventueel ook in het fundament worden gegoten. Hierbij wordt het
basisframe in het betonnen fundament gegoten. Het betonnen fundament moet ten
minste 2,5 keer zwaarder zijn dan het gewicht van de installatie.
LET OP
Aansluiting op het openbare waternet
Neem bij de aansluiting de geldende voorschriften, richtlijnen en specificaties van de
waterleverancier in acht.
Neem ook de plaatselijke bijzonderheden in acht. Bijv. Monteer een drukregelaar als
de aanzuigdruk te hoog of te variabel is.
Neem bij de installatie van een leidingsysteem de volgende punten in acht om een cor-
recte functie van de installatie te waarborgen:
ƒ
Alle leidingen moeten zelfdragend zijn. Het gewicht van de leiding mag geen effect
op de installatie hebben.
ƒ
Sluit alle leidingen zonder mechanische spanning op de installatie aan. Gebruik com-
pensatoren voor de aansluiting van de leidingen!
ƒ
Installeer leidingen zodanig dat er geen luchtbuffers in de leiding ontstaan.
ƒ
Voer de leidingen dicht uit.
ƒ
Voorkom het binnendringen van vreemde, ziekteverwekkende substanties (infiltra-
tie) in de leiding.
WILO SE 2020-12