6.4.2
Vereiste aan de plaats van opstel-
ling
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SiFire FIRST
Installatie en elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Dieselmotor: Schade aan het milieu door het uittreden van bedrijfsstof-
fen!
Bij installaties met een dieselmotor kunnen druppels bedrijfsstoffen (motorolie, die-
selbrandstof en accuzuur) uittreden. Deze bedrijfsstoffen zijn slecht voor het milieu
en mogen niet in de bodem of in het water terechtkomen. Zorg voor een plaats van
opstelling die bestendig is tegen deze vloeistoffen!
Zorg voor een plaats van opstelling conform de normen van EN 12845! Installeer op de
plaats van opstelling uitsluitend brandblusinstallaties!
ƒ
Kies de locatie van opstelling bij voorkeur in deze volgorde:
–
Een vrijstaand gebouw.
–
Een gebouw dat is aangesloten op een gebouw met een sprinklerinstallatie. Met
een directe toegang van buitenaf!
–
Een ruimte die zich in een gebouw met een sprinklerinstallatie bevindt. Met een
directe toegang van buitenaf!
ƒ
Zorg voor brandwerendheid!
–
Ten minste: 60 min
–
Aanbevolen: 120 min
ƒ
Op elk moment van buitenaf direct en eenvoudig toegankelijk. Geef de toegang aan
met bordjes en voorzie deze van verlichting.
ƒ
Zorg dat de toegang alleen voor geautoriseerd personeel geldt.
ƒ
Bescherming tegen regen, sneeuw en vorst.
ƒ
Omgevingstemperatuur en max. luchtvochtigheid:
–
Installatie met elektromotor: 4 °C ... 40 °C
–
Installatie met dieselmotor: 10 °C ... 40 °C
–
Max. luchtvochtigheid: 50%
ƒ
Vlakke plaats van opstelling. Fundament met voldoende stabiliteit.
LET OP! De eindgebruiker is verantwoordelijk voor de terbeschikkingstelling van
een geschikt fundament!
ƒ
Breng buitenopeningen voor luchtcirculatie aan, zodat de motor van voldoende koe-
ling kan worden voorzien. Neem de volgende positionering van de ventilatie-ope-
ningen in acht:
–
Opening voor toevoerlucht: onder/dicht bij de bodem
–
Opening voor afvoerlucht: boven/dicht bij het plafond
ƒ
Installatie met dieselmotor: Voer uitlaatgassen naar buiten af!
Breng een uitlaatpijp boven de motor aan als de openingen voor toevoer- en afvoer-
lucht zich aan dezelfde kant bevinden.
Als de openingen voor toevoer- en afvoerlucht tegenover elkaar zijn aangebracht
(dwarsventilatie), is de uitlaatpijp niet nodig. Waarborg het volgende minimale
luchtdebiet Q in m³/h:
–
Motor luchtgekoeld: Q = 100 x motorvermogen in kW
–
Motor watergekoeld: Q = 50 x motorvermogen in kW
ƒ
Voorzie een sprinklerbeveiliging conform EN 12845.
De sprinklerbeveiliging kan direct op het leidingsysteem aan de perszijde van de in-
stallatie worden aangesloten.
ƒ
Houd een ruimte van 800 mm rond de installatie vrij voor onderhoudswerkzaamhe-
den.
nl
19