Montagehandleiding ECblue
Motoren zijn standaard niet uitgebalanceerd, er is een complete uitbalancering met opgebouwd
•
schoepenrad nodig. De uitbalancering moet op het schoepenrad gebeuren. Hierbij moeten de
overeenkomstige voorschriften in acht worden genomen.
Bouwvorm K (met rotorflens) of D (met verplaatste rotorflens) als aandrijving voor
ventilatoren:
•
Bij de installatie van de schoepenraderen van de ventilatoren of andere onderdelen mag geen
ontoelaatbare kracht op de motorfundering uitgeoefend worden.
Schoepenrad zuiver centreren en niet gespannen op de rotorflens bouwen, het schoepenrad moet
•
er vlak opliggen.
Gebruik geschikte schroeven voor de bevestiging van het schoepenrad op de rotorflens en voorzie
•
deze van een geschikte schroefbeveiliging.
•
Iedere schroefverbinding moet door een deugdelijkheidtest worden gecontroleerd.
•
De toelaatbare oppervlaktepersing van de rotorflens mag nooit worden overschreden (afhankelijk
van het oplegvlak).
•
Te veel uitsteken van de schroeven is niet toegestaan en kan leiden tot aanlopen of blokkeren van
de rotor op de vaststaande motorflens.
Motoren zijn standaard niet uitgebalanceerd, er is een complete uitbalancering met opgebouwd
•
schoepenrad nodig. De uitbalancering moet op het schoepenrad gebeuren. Hierbij moeten de
overeenkomstige voorschriften in acht worden genomen.
Toelaatbare aanhaalmomenten M
Draadgrootte
Sterkteklasse 8.8, wrijvingswaarde µges = 0,12
Inschroeflengte
Max. toegestaan uitsteken van de schroeven
5 Elektrische installatie
5.1
Veiligheidsmaatregelen
Gevaar door elektrische stroom
•
Werkzaamheden aan elektrische onderdelen mogen alleen door een elektricien of elektrisch
geschoolde personen onder toezicht van een elektricien gedaan worden volgens de regels der
techniek.
•
De 5 elektrische veiligheidsregels moeten in acht worden genomen!
Nooit onder spanning aan het apparaat werken! Ook na het uitschakelen staat het tussencircuit nog
•
onder spanning. Een wachttijd van minstens 3 minuten moet worden aangehouden.
•
Naburige elektrische inrichtingen afdekken tijdens montagewerkzaamheden.
•
Kabelkoppelingen van metaal zijn in kunststof klemmenkasten niet toegestaan omdat er geen
equipotentiaal plaatsvindt.
•
Eventueel kunnen voor de realisering van een veilige elektrische scheiding verdere maatregelen
nodig zijn.
Het apparaat mag alleen aan stroomcircuits worden aangesloten die met een alpolig scheidende
•
schakelaar kunnen worden uitgeschakeld.
•
De werking van het apparaat mag niet zonder behuizingsafdekkingen plaatsvinden, omdat er in het
binnenste van het apparaat spanninggeleidende, blanke onderdelen zitten. Het niet opvolgen van
deze bepaling kan tot aanzienlijk letsel leiden.
•
In de eindtoepassing moeten de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen gewaarborgd zijn.
•
De exploitant van het apparaat is verantwoordelijk voor de EMC-compatibiliteit van de gehele
installatie volgens de lokaal geldende normen.
•
Elektrische inrichtingen moeten regelmatig worden gecontroleerd: losse verbindingen moeten weer
worden aangesloten, beschadigde leidingen of kabels moeten direct worden vervangen.
L-BAL-F055D-NL 2021/51 Index 006
A
Art.-nr.
16/56
Elektrische installatie
M6
9,5 Nm
≥ 1,0 x d
1,0 mm