Hoofdstuk 3 Afdrukken
Papierlade
Geef de invoerlade op die voor de afdruk moet
worden gebruikt.
[Auto]
De papierlade wordt automatisch geselecteerd
overeenkomstig de instellingen voor [Papiertype] en
[Papierformaat].
[Papierlade 1], [Papierlade 2]
Het papier dat in de opgegeven lade is geplaatst, wordt
voor de afdruk gebruikt.
[Standaardlade]
Het papier dat in de standaardlade is geplaatst, wordt
voor de afdruk gebruikt.
• Als [Auto] geselecteerd is maar het effectief in
de lade geplaatste papier niet overeenkomt met
de instellingen voor [Papierformaat] en
[Papiertype] (of wanneer hetzelfde papier
geplaatst is maar de instelling voor de
ladekeuze niet is ingesteld op [Auto. sel.]), doet
er zich een fout voor en wordt de taak niet
afgedrukt. Selecteer [Willekeurig] bij
[Papiertype]. (p. 3-12 "Papiertype")
• U kunt de RISO Console gebruiken om het
papierformaat en het papiertype te controleren
dat in de papierlade van de printer is geplaatst.
Zie "Scherm [Verbruiksgoederen]" (p. 6-6) in
"RISO Console".
Papiertype
Selecteer het type afdrukpapier.
U kunt de documentgegevens afdrukken met
aanpassingen, zoals kleuring en hoeveelheid inkt,
en beeldverwerking overeenkomstig het
geselecteerde papiertype.
[Willekeurig]
Selecteer deze optie om automatische selectie van het
papiertype overeenkomstig de printerinstellingen
mogelijk te maken.
[Normaal]
[Inkjetpapier], [Mat gecoat]
Selecteer een van deze opties wanneer u IJ papier of
gelijkaardig papier gebruikt.
[Hoge kwal.]
[Inkjetkaart]
3-12
• De machine selecteert het kleurenprofiel dat het
best geschikt is voor uw papiertype. Om af te
drukken met de juiste kleurbalans, dient u de
papierinstellingen van de printer af te stemmen
op het geplaatste papier.
• Als [Willekeurig] is geselecteerd, kan de
communicatie met de printer mogelijk niet tot
stand worden gebracht. Als de papierinstellingen
van de printer worden gewijzigd nadat een
printtaak werd verzonden, is het mogelijk dat het
papiertype en de beeldverwerking niet
compatibel zijn.
Kleurenprofiel
Kleuren op een monitor of op een ander scherm
worden uitgedrukt op basis van de drie primaire
lichtkleuren (RGB: rood, groen en blauw), maar
kleuren die worden afgedrukt met inkt, worden
aangegeven op basis van de drie primaire kleuren
(CMY: cyaan, magenta en geel).
Omdat CMY, dat wordt gebruikt om de kleuren aan te
geven die op papier worden afgedrukt, minder kleuren
heeft dan RGB, dat wordt gebruikt om de kleuren aan
te geven die op een computerscherm worden
weergegeven, kan de printer de kleuren niet op
precies dezelfde wijze als op de monitor afdrukken.
Daarom moet een speciale methode worden gebruikt
om RGB-kleuren te converteren naar CMY-kleuren,
zodat nagenoeg dezelfde kleuren of natuurlijke
kleuren worden gereproduceerd.
Deze methode wordt "kleurbeheer" genoemd en de
conversietabel wordt een "kleurenprofiel" genoemd.
Met kleurbeheer selecteert de printer automatisch
verschillende soorten kleurenprofielen om de optimale
kleur te verkrijgen op basis van de combinatie van het
originele beeld en het gebruikte papier.
• Deze printer gebruikt kleurenprofielen die werden
aangemaakt en bewerkt op basis van de ColorSet-
technologie onder licentie van Monotype Imaging
K.K.
ComColor FW serie Gebruikershandleiding