Reductor – Bedrijfs- en montagehandleiding
Daarvoor moet het hulsdeksel eraf geschroefd worden. Draai de smeermiddelsensor uit en vervang
deze door een nieuwe smeermiddelsensor (artikelnummer: 283 0100). Overtollig vet aan de adapter
moet worden verwijderd. Vervolgens de activering uitvoeren (zie hoofdstuk 4.2 "Automatische
smeermiddelsensor activeren").
Olie vervangen
In de afbeeldingen in hoofdstuk 6.1 "Bouwvormen en onderhoud" zijn de olieaftapplug, de oliepeilplug
en de ontluchtingsplug, indien aanwezig, bouwvormspecifiek weergegeven.
Werkwijze:
1. Opvangbak onder de olieaftapplug respectievelijk het olieaftapkraantje zetten.
2. Draai de oliepeilbout resp. schroefstop met peilstok bij gebruik van een oliepeilreservoir en de
olieaftapplug helemaal los.
WAARSCHUWING
Verbrandingsgevaar door hete olie.
•
Reductor voor onderhouds- en servicewerkzaamheden laten afkoelen.
•
Draag veiligheidshandschoenen.
3. Laat alle olie uit de motorreductor lopen.
4. Als de afdichtingsring van de olieaftapplug of oliepeilbout beschadigd is, brengt u een nieuwe
oliepeilbout aan of reinigt u de schroefdraad en brengt u een nieuw laagje borgmiddel
(bijv. Loctite 242 of Loxeal 54-03) aan voordat u de bout terugplaatst.
5. Draai de olieaftapplug in de boring en haal de bout met het bijbehorende aanhaalmoment aan (zie
hoofdstuk 6.4 "Aanhaalmomenten van bouten").
6. Nieuwe olie van dezelfde soort via de oliepeilboring met een geschikt trechter vullen tot de olie uit
de oliepeilboring begint te stromen. (De olie kan ook worden bijgevuld via de ontluchtingsschroef of
een schroefstop die boven het oliepeil ligt.) Vul, bij gebruik van een oliepeilreservoir, de olie door
de bovenste opening (schroefdraad G1¼), totdat het oliepeil zoals in hoofdstuk 5.2 "Inspectie- en
onderhoudswerkzaamheden" beschreven, is ingesteld.
7. Wacht minstens 15 min., bij gebruik van een oliepeilreservoir minimaal 30 min. na het vullen
voordat u het oliepeil controleert en ga te werk zoals beschreven is in hoofdstuk 5.2 "Inspectie- en
onderhoudswerkzaamheden".
Informatie
Bij motorreductoren zonder olieaftapbout (zie hoofdstuk 6.1 "Bouwvormen en onderhoud") vervalt de
olieverversing. Deze motorreductoren hebben een permanente smering.
Standaard-tandwielmotorreductoren hebben niet altijd een oliepeilbout. Hier wordt de nieuwe olie via de
schroefdraadboring van de drukontluchting gevuld. Zie voor de oliehoeveelheid de tabel in hoofdstuk 6.3
"Smeermiddelhoeveelheden".
Drukontluchting reinigen en eventueel vervangen
Schroef de drukontluchting uit, reinig de ontluchtingsschroef grondig (bijv. met perslucht) en monteer
de drukontluchting op dezelfde plek, gebruik evt. een nieuwe drukontluchting met een nieuwe
afdichtring.
40
Risico op brandwonden
Oliepeil
B 1000 NL-0916