3
Veiligheid
Laat de druk af.
Bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet u de druk in het
hydraulische systeem tot nul terugbrengen. Daarvoor moet u met een
uitgeschakelde aandrijfmotor de werkuitrusting op de grond zetten en alle
hydraulische bedieningshendels zolang bedienen tot het hydraulische
systeem drukloos is.
Beveilig bij werkzaamheden aan - en met name onder - de machine de
machine met keggen tegen wegrollen.
Hou derden uit de buurt van de gevarenzone van de machine.
Beveilig bij werkzaamheden aan - en met name onder - de machine de
machine met keggen tegen wegrollen.
Beveilig de werkuitrusting door aan de grond zetten of gelijkwaardige
maatregelen, bijv. cilindersteunen, steunblokken, tegen beweging.
Met een draaiende motor mag het onbeveiligde werkgebied niet betreden
worden.
Bevestig de hefapparatuur voor het opbokken van de machine zodanig, dat
wegglijden verhinderd wordt. Vermijd een scheve stand van de hijsinrichting
of een scheve bevestiging ervan.
Beveilig omhoog gehesen machines door ze te stutten, bv. met kruislings
gestapelde balken of kanthout of met stalen steunbokken.
Stut de machines die met werkuitrustingen zijn opgehesen, onmiddellijk na
het ophijsen op een stabiele manier. Werkzaamheden onder een opgehesen
machine, die alleen door de hydraulica gehouden wordt, zijn verboden.
Zet vóór alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden de aandrijfmotoren
stil. Van deze regel mag u alleen afwijken bij onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden, die zonder aandrijving niet uitgevoerd kunnen
worden.
Vóór werkzaamheden aan de elektrische installatie of bij vlambooglassen
aan de machine moet u de aansluiting naar de accu onderbreken.
Haal bij het isoleren van de accu eerst de minpool en dan de pluspool los. Ga
bij het aansluiten in omgekeerde volgorde te werk.
Dek de accu af met isolerend materiaal bij onderhoudswerkzaamheden in de
buurt ervan. Plaats geen gereedschap op de accu.
Open of verwijder beschermingen voor bewegende machinedelen alleen bij
stilgezette en tegen onbevoegd in werking stellen beveiligde aandrijving.
Bescherminrichtingen zijn bv. motorkappen, deuren, afdekroosters,
beplatingen.
Breng na de beëindiging van montage-, onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden alle beschermingen weer volgens de voorschriften
aan.
Haal na de werken alle werktuigen van de machine.
Voer laswerkzaamheden aan dragende delen van machines alleen na
overleg met de fabrikant en volgens de algemeen erkende regels van de
lastechniek uit.
Zet voor de uitvoering van laswerkzaamheden alle bedieningsinrichtingen
vast.
42 / 312
TL120
03_Sicherheit_nl.fm - 1.0 - 30.5.17
46