3
Veiligheid
3.16
Bij het werken met de machine in de buurt van elektrische bovenleidingen en
spoorleidingen moet tussen deze leidingen en de machine en zijn werkuitrustingen
een van de nominale spanning van de bovenleiding afhankelijke veilige afstand
gehouden worden om spanningsoverslag te voorkomen. Dit geldt ook voor de
afstand tussen deze leidingen en aanbouwuitrusting en aangeslagen lasten.
Voorgeschreven
De veilige afstand hangt af van de nominale spanning van de bovenleiding.
veilige afstand
Tab. 3-4 Voorgeschreven veilige afstanden
Als het niet mogelijk is om op voldoende afstand van elektrische bovenleidingen
en spoorleidingen te blijven, moet de gebruiker in overleg met de eigenaar of
exploitant van de leidingen andere voorzorgsmaatregelen tegen
spanningsoverslag treffen. Dit kan worden bereikt door bv.:
• de spanning uit te schakelen,
• de bovenleiding te verplaatsen,
• omleggen van de kabels,
• begrenzen van het werkgebied van de machine
3.17
Als machines in gesloten ruimtes worden ingezet, dan moeten deze ruimtes
voldoende geventileerd en de aparte voorschriften opgevolgd worden.
38 / 312
46
Werkzaamheden in de buurt van elektrische
bovenleidingen
Nominale spanning
tot 1000 V
van 1 kV tot 110 kV
van 110 kV tot 220 kV
van 220 kV tot 1380 kV
onbekend
Houd ook rekening met alle werkbewegingen van de machine, bv. de stand
van de werkuitrusting en de afmetingen van lasten.
Houd ook rekening met oneffenheden in de bodem, waardoor de machine
scheef kan komen te staan en daardoor dichter bij de bovenleidingen komt.
Bij wind kunnen zowel bovenleidingen als werkuitrusting uitzwaaien en
daardoor kan de afstand verkleind worden.
Gebruik de hoogtebegrenzing (optie) niet bij het werken onder
hoogspanningsdraden.
Inzet in gesloten ruimtes
Veilige afstand
1,0 m
3,0 m
4,0 m
5,0 m
5,0 m
TL120
03_Sicherheit_nl.fm - 1.0 - 30.5.17