7
Bediening
Verwarming, ventilatie en airconditioninginstallatie
Verwarming instellen
Afb. 7-6 Bediening verwarming
1
2
3
De ventilator van de op het koelvloeistofcircuit aangesloten verwarming
(optie: airconditioning) kan zowel verse lucht toevoeren als lucht circuleren.
232 / 312
27
Hinweis
De verwarming en de airconditioninginstallatie werken alleen wanneer de
aandrijfmotor draait.
3
2
Aanzuigmondstuk circulatielucht
Schuifregelaar verwarming
Uitstroomopening
Schakel de ventilator op de gewenste stand via het bedieningspaneel.
Zie onderdeel 5.6.1 "Bedieningspaneel".
Open het mondstuk circulatielucht (1) voor de luchtcirculatie.
Open de uitstroomopeningen (3) voor zover nodig.
De luchtverdeling gebeurt door het verstellen van de uitstroomopeningen.
Hinweis
Aanwijzing voor het bereiken van een goede koelprestatie:
Na het inschakelen van het airconditioningsysteem de ramen 2-3 minuten
openen om de hete lucht (stuwwarmte) te laten ontsnappen.
Ramen en deuren gesloten houden.
Wij raden aan de temperatuur in de cabine max. 6 tot 8 °C onder de
buitentemperatuur af te koelen.
15
20
20
15
30
1
10
20
/h
10
25
40
5
5
30
O
O
50
C
H
E
F
OK
TL120
1
07_Bedienung_nl.fm - 1.0 - 30.5.17