Voor de start
BELANGRIJK!
Het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de
bestuurderszitting mag niet geblokkeerd zijn door bijv.
kledingstukken, bladeren, gras of viezigheid.
Dat verslechtert de koeling van de motor. Risico van
ernstige motorbeschadigingen.
•
Lees de veiligheidsinstructies en de informatie over de
plaats van de hendels en functies door voordat u start.
•
Voer dagelijks onderhoud uit voor de start volgens het
Onderhoudsschema.
Stel de zitting af in de gewenste stand.
Starten van de motor
1 Zorg ervoor dat de ontkoppelingshendel ingedrukt is. (In
bedrijf) Rider 13 AWD heeft een hendel voor de vooras en
één voor de achteras.
2 Til het maaielement op door de hendel naar achteren te
trekken naar de vergrendelstand.
3 Trek de parkeerrem aan. Dat doet u als volgt:
1
- Druk het rempedaal in (1).
- Druk de vergrendelknop (2) op de stuurkolom in.
- Laat het rempedaal opkomen terwijl de knop ingedrukt
wordt gehouden.
De blokkering van de handrem wordt automatisch
uitgeschakeld als het rempedaal wordt ingedrukt.
Rider 11 en Rider 11 C hebben een rempedaal en
vergrendelknop aan de rechterkant.
16 –
Dutch
Rijden
2
Rider 13 AWD De motor kan niet opnieuw worden gestart, als
de parkeerrem niet wordt ingedrukt.
4 Rider 11 en Rider 11 C
Zet de versnellingspook in stand "N" (vrij).
BELANGRIJKE INFORMATIE
Druk de achteruitrijvergendelknop op de hendel niet in,
wanneer u naar neutraal schakelt. De
startvergrendelfunctie zal anders geactiveerd worden.
Bij koude motor:
5 Schuif de gashendel naar stand 3 (chokestand). In deze
stand krijgt de motor een rijker mengsel, waardoor de
motor makkelijker start.
Bij warme motor:
6 Zet de gashendel midden tussen stand 1 en 2.
7 Draai de contactsleutel naar de startstand.