VOEDINGSKABELS
6.3
VOORBEREIDEN VAN DE BEKABELING
Controleer voordat u begint of alle componenten van de frequentieregelaar vrij zijn van
•
spanning. Lees zorgvuldig de waarschuwingen in hoofdstuk 2 Veiligheid.
Zorg dat de motorkabels ver genoeg van de andere kabels liggen.
•
De motorkabels moeten andere kabels kruisen met een hoek van 90 graden.
•
Laat de motorkabels voor zover mogelijk niet over langere afstanden parallel aan andere
•
kabels lopen.
A. Voedingskabels
B. Motorkabels
C. Aardleiding
D. Trekontlasting
Gebruik alleen motorkabels met symmetrische EMC-afscherming.
•
De maximale lengte van afgeschermde motorkabels bedraagt 200 m (MR8–MR12).
•
Als controle van de kabelisolatie nodig is, lees dan hoofdstuk 8.3 voor instructies.
•
Houd de minimumafstanden aan als de motorkabels parallel lopen aan andere kabels.
•
De opgegeven minimumafstanden gelden ook voor de afstand tussen motorkabels en
•
signaalkabels van andere systemen.
Tabel 24: De minimumafstand tussen kabels die parallel lopen aan andere kabels over langere
afstanden
Afstand tussen kabels,
[m]
0.3
1.0
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
G
F
L1 L2 L3 U V W
C
A
Lengte van de
afgeschermde kabel [m]
≤ 50
≤ 200
E
D
B
E. Aardklem voor de kabelafscherming,
360° geaard
F. Besturingskabel
G. Aardingsrail van de besturingskabel
Afstand tussen kabels,
[ft]
1.0
3.3
VACON · 65
Lengte van de
afgeschermde kabel [ft]
≤ 164.0
≤ 656.1
6