Basisprocedure
Voorbereiding
Als Gebruikerscode-authentificatie is
ingesteld, wordt het scherm weerge-
geven waarop de gebruikerscode kan
worden ingetypt. Typ uw gebruikers-
naam met de cijfertoetsen en druk ver-
volgens op de toets {#}. Zie de
Bedieningshandleiding Standaardinstel-
lingen voor gebruikerscodes.
Als Basisverificatie, Windows-verifica-
tie, LDAP-verificatie of Integratieser-
ver-verificatie is ingesteld, wordt het
verificatiescherm weergegeven. Typ
uw log-in gebruikersnaam en gebrui-
kerswachtwoord en druk vervolgens
op [Log-in]. Zie Bedieningshandleiding
Standaardinstellingen.
A
Controleer of "d Gereed" wordt
weergegeven op het display.
Als een andere functie wordt weer-
gegeven, drukt u op de toets {Kopi-
eermachine}.
❖ Basisdisplay kopieermachine
B
Controleer of er geen vorige instel-
lingen zijn achtergebleven.
Opmerking
❒ Als er eerdere instellingen blijven
staan, drukt u op de toets {Reset}
en voert u de instellingen op-
nieuw in.
2. Kopiëren
C
Plaats de originelen.
Verwijzing
Pag.13 "Originelen plaatsen"
D
Geef de gewenste instellingen op.
Verwijzing
Controleer elke functie.
E
Typ het gewenste aantal afdrukken
met de cijfertoetsen.
Opmerking
❒ Het maximale aantal kopieën dat
kan worden ingesteld is 999.
F
Druk op de toets {Start}.
Het kopiëren wordt gestart.
Opmerking
❒ Als u originelen op de glasplaat
plaatst, moet u op de toets {#}
drukken nadat alle originelen
zijn gescand.
❒ De kopieën komen met de be-
drukte zijde naar beneden uit het
apparaat.
Belangrijk
❒ Als Basisverificatie, Windows-
verificatie, LDAP-verificatie of
Integratieserver-verificatie is in-
gesteld, moet u altijd uitloggen
als u klaar bent met het apparaat,
zodat het niet door onbevoegde
gebruikers kan worden gebruikt.
19