Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
Voordat u onderhoudswerkzaamheden aan het
voertuig verricht of deze afstelt, moet u de motor
afzetten, de parkeerrem in werking stellen
en het sleuteltje uit het contact verwijderen.
Verwijder eventueel geladen materiaal uit de
laadbak of andere werktuigen voordat u gaat
werken onder een opgeheven laadbak. Werk
nooit onder een opgeheven laadbak zonder dat
u de laadbakbeveiliging hebt geplaatst op de
volledig uitgetrokken cilinderstang.
Motoroliepeil controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De motor wordt geleverd met ongeveer 3,1 liter olie
(met filter) in het carter. Desondanks dient u altijd het
oliepeil te controleren voordat u de motor voor de
eerste keer start, en daarna.
Opmerking: De beste tijd om de motorolie te
controleren is wanneer de motor koud is voordat deze
is gestart voor de dag. Als hij al heeft gedraaid, moet
u de olie eerst terug laten lopen gedurende tenminste
10 minuten voordat u controleert. Als het olieniveau
op of onder de bijvulmarkering op de peilstok staat, vul
dan olie bij om het olieniveau bij de volmarkering te
brengen. Niet te vol vullen. Als het olieniveau tussen
de beide markeringen ligt, hoeft geen olie te worden
bijgevuld.
De motor gebruikt hoogwaardige reinigingsolie, type
10W30, waaraan het American Petroleum Institute
(API) onderhoudsclassificatie CF of hoger heeft
verleend. Kies olie met de juiste viscositeit volgens de
tabel op Figuur 14.
1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok (Figuur 15) en veeg deze af
met een schone doek. Steek de peilstok in de buis.
Let erop dat de peilstok er volledig in schuift. Haal
de peilstok eruit en controleer het oliepeil.
1. Dop van vulbuis
2. Peilstok
3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop
(Figuur 15) losdraaien en voldoende olie bijvullen
totdat het peil de Vol-markering op de peilstok
bereikt.
Opmerking: Als u olie bijvult, moet u de peilstok
verwijderen voor een goede ontluchting. Vul de olie
langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het
peil. Niet te vol vullen.
Belangrijk: Als u motorolie bijvult, moet u
ervoor zorgen dat er enige afstand is tussen
de vulinrichting en de vulopening in het
klepdeksel, zoals is aangegeven in Figuur 16.
23
Figuur 14
Figuur 15