Figuur 35
1. Omleidingskleppen (2)
2. Draai om de trekkleppen te activeren de moer op
elke omleidingsklep los (Figuur 35).
Opmerking: Gebruik een inbussleutel van 4 mm
en een ringsleutel van 13 mm om de instellingen
uit te voeren.
3. Draai zes maal en zet de moeren dan vast.
4. Draai om de kleppen weer los te maken de moeren
los, draai de omleidingskleppen er geheel uit en
draai de moeren weer vast.
5. Zorg dat u de omleidingskleppen sluit voordat u
de motor start. U dient echter te zorgen dat u de
kleppen sluit met een torsie van niet meer dan 7 tot
11 Nm.
Belangrijk: Het gebruik van de trek-optie
passeert de hogedruk-verlichtingskleppen.
Catastrofale motorschade kan optreden als het
hydraulisch circuit leegraakt of oververhit.
Belangrijk: Als de machine achteruit moet
worden geduwd of gesleept, moet u ook zorgen
voor een omleiding langs de afsluitklep in het
verdeelstuk van de vierwielaandrijving. Sluit
2. Poort om de druk in
de tractie voor de
achteruitstand te testen
(poort MA)
om de controleklep te passeren een slang
(slang onderdeelnr. 95-8843, koppelingfitting
nr. 95-0985 [2 stuks], en hydraulische fitting
nr. 340-77 [2 stuks]) aan op de testaansluiting
voor de achterwaartse tractiedruk (Figuur 35 en
Figuur 36) en de aansluiting voor de druk van
de vierwielaandrijving voor de achteruitstand
(Figuur 36).
1. Poort om de druk in de
vierwielaandrijving voor de
achteruitstand te testen
(poort G2)
2. Poort om de druk in
de tractie voor de
achteruitstand te testen
(poort MA)
39
Figuur 36
3. Slang