Ongelijke meshoogte
controleren
In verband met verschillen in gazoncondities en de
instellingen van het tegengewicht van de tractie-eenheid,
verdient het aanbeveling een deel van gazon te maaien
en het uiterlijk ervan controleren voordat u het gazon
echt gaat maaien.
1. Stel elk maaidek in op de gewenste maaihoogte; zie
Maaihoogte instellen.
2. Controleer de druk van de voor- en achterbanden
van de tractor en pas deze aan. De juiste luchtdruk
in de voorbanden is 345 kPa en in de achterbanden
207 kPa.
3. Controleer of de banden van alle zwenkwielen een
spanning van 345 kPa hebben.
4. Controleer de druk van de lading en het
tegengewicht met gebruikmaking van testpoorten
zoals wordt uiteengezet in het hoofdstuk
Testpoorten van het hydraulische systeem. Indien
nodig afstellen.
5. Controleer op kromme messen; zie Controleren op
kromme messen in Maaieronderhoud.
6. Maai het gras in een testgebied om te controleren of
alle maaidekken op dezelfde hoogte maaien.
7. Als de maaidekken nog moeten worden afgesteld,
zoek dan een vlak oppervlak met een rechte rand
van minstens 2 meter om er zeker van te zijn dat
het oppervlak vlak is.
8. Om het mesvlak gemakkelijker te meten, moet u
de machine in de hoogste maaistand zetten; zie
Maaihoogte afstellen.
9. Laat de maaidekken neer op het vlakke oppervlak.
Verwijder de kappen van de bovenkant van de
maaidekken.
Zijmaaidekken
1. Draai de messen op elke as totdat de uiteinden in
de lengterichting liggen
2. Alleen voor de buitenste mes-as: stel de 3 mm
pakkingschijven op de voorste vorken zo in dat zij
overeenkomen met de gewenste maaihoogte.
3. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand
van het mes.
4. Draai de messen 180° en meet vanaf de bodem tot
de bovenkant van het mes.
5. De achterzijde van het mes moet 7,6 mm hoger
zijn dan de voorzijde. Als instelling noodzakelijk is,
moeten de 3 mm pakkingsschijven op de achterste
vorken worden ingesteld.
Maaihoogte van maaidekken gelijk stellen
1. Plaats de messen horizontaal op de buitenste assen
van beide zijmaaidekken. Meet de afstand van
de grond tot de voorste rand van het mes op elk
maaidek en vergelijk die afstanden met elkaar. Deze
afstanden mogen niet meer dan 3 mm van elkaar
verschillen. Stel nu nog niet af.
2. Plaats het mes horizontaal op de binnenste as van
het zijmaaidek en op de corresponderende buitenste
as van het voorste maaidek. Meet de afstanden
van de grond tot de voorste rand van het mes
op de binnenste rand van het zijmaaidek tot de
corresponderende buitenste rand van het voorste
maaidek en vergelijk deze.
Opmerking: Alle drie de zwenkwielen van de
zijmaaidekken moeten op de grond blijven staan als
het tegengewicht is geplaatst.
Opmerking: Indien de maaihoogten van alle
maaidekken op elkaar moeten worden afgesteld,
mogen uitsluitend de zijmaaidekken worden
afgesteld.
3. Als de binnenste rand van het zijmaaidek te hoog is
ten opzichte van de buitenste rand van het voorste
maaidek, moet u een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van het voorste binnenste
zwenkwiel op het zijmaaidek (Figuur 32 en
Figuur 33). Controleer nogmaals de afstand tussen
de buitenste randen van beide zijmaaidekken en de
binnenste rand van het zijmaaidek tot de buitenste
rand van het voorste maaidek.
4. Als de binnenste rand nog steeds te hoog is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een opvulstuk
van 3 mm uit de voorste buitenste zwenkwielarm
van het zijmaaidek (Figuur 32 en Figuur 33).
5. Als de binnenste rand van het zijmaaidek te laag
is ten opzichte van de buitenste rand van het
voorste maaidek, moet u een opvulstuk van 3 mm
plaatsen in het onderste deel van de arm van het
voorste binnenste zwenkwiel op het zijmaaidek
(Figuur 32 en Figuur 33). Controleer de afstand
tussen de buitenste randen van beide zijmaaidekken
en de binnenste rand van het zijmaaidek tot de
buitenste rand van het voorste maaidek.
6. Als de binnenste rand nog steeds te laag is,
moet u nog een opvulstuk (3 mm) verwijderen
uit het onderste deel van de voorste binnenste
zwenkwielarm van het zijmaaidek en een opvulstuk
36