Om de 250 bedrijfsuren
WAARSCHUWING
Indien de wielmoeren niet steeds zijn aangedraaid
met de correcte torsie, kan dit leiden tot defecten
of verlies van het wiel, waardoor lichamelijk letsel
kan worden veroorzaakt.
Draai na tien bedrijfsuren de voorste en achterste
wielmoeren vast tot 95 tot 122 Nm. Haal de
wielmoeren daarna om de 250 bedrijfsuren aan.
Maaihoogte instellen
U kunt de maaihoogte instellen van 25 tot 153 mm,
in stappen van 13 mm. Om de maaihoogte van het
voorste maaidek in te stellen, moet u de assen van de
zwenkwielen in de bovenste of onderste openingen
in de zwenkwielvorken plaatsen en vervolgens een
gelijk aantal afstandsstukken toevoegen aan de
zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt u de
achterste ketting aan de gewenste opening. De hogere
maaihoogten worden bereikt door het herpositioneren
van de maaidek-armen naar de onderste openingen in
de maaidekplaatsingsbeugels.
Voorste maaidek
1. Start de motor en breng de maaidekken omhoog
zodat de maaihoogte kan worden gewijzigd. Zet
de motor af en verwijder het sleuteltje nadat het
maaidek is opgeheven.
2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde
openingen in de zwenkwielvorken. Raadpleeg
onderstaande tabel (Figuur 22) om vast te stellen
wat de correcte openingen voor de instelling van
de maaihoogte zijn.
Figuur 22
1. Armhoogte van de
montage-openingen
2. Vorkhoogte van de
montage-openingen
3. Vorkhoogte van de
afstandsstukken
Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij
een maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de
asbout worden geplaatst in de onderste opening van
het zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich
gras opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u
machine gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm
of lager en ontdekt dat er aangekoekt gras tussen
het wiel en de vork zit, moet u de machine in de
tegengestelde richting laten werken om het maaisel
te verwijderen.
3. Verwijder de spanningskap van de zwenkwielschacht
(Figuur 23) en schuif de schacht uit de
zwenkwielarm. Plaats de twee opvulstukken (3 mm)
op de spilas zoals zij oorspronkelijk zijn geplaatst.
Schuif het juiste aantal afstandsstukken van 13 mm
op de schacht om de gewenste maaihoogte te
verkrijgen.
Opmerking: De pakkingsschijfringen kunnen in
elke combinatie worden gebruikt boven of onder
de naaf van de zwenkwielarm zoals vereist voor
het bereiken van de gewenste maaihoogte of het
gewenste maaidekniveau.
Raadpleeg onderstaande tabel (Figuur 22) om vast
te stellen welke combinatie afstandsstukken moet
worden gebruikt om de maaihoogte in te stellen:
4. Druk de zwenkwielas door de voorste
zwenkwielarm. Plaats de opvulstukken (zoals
deze oorspronkelijk zijn geplaatst) en de overige
afstandsstukken op de spilas. Monteer het
klemkapje om alles goed vast te zetten (Figuur 23).
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken (4)
3. Opvulstukken (2 boven en
2 onder)
32
Figuur 23
4. Montage-opening
bovenste as
5. Zwenkwiel