56
MARPA is volledig onafhankelijk en er kunnen tot 10 doelen worden gevolgd door iedere
virtuele radarbron.
Voor iedere individuele radarbron kunnen tot twee onafhankelijke bewakingszones worden
gedefinieerd.
Radarsector onderdrukking
Als uw radar is uitgerust met sectoronderdrukking, kunt u maximaal vier sectoren op de PPI
definiëren waarin geen radargegevens worden uitgezonden. Zo kunt u storing voorkomen
die veroorzaakt wordt door functies op uw boot of door een secundaire radar. De lege
sectoren verschijnen op het beeld van de hoofdradar en op de radaroverlay op een kaart.
Een ingeschakelde sector heeft een magenta rand met 3 bogen over het leeggelaten gebied.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de unit om radarsector onderdrukking in te stellen.
Hoofdradar-PPI
Het radarbeeld aanpassen
U kunt eventueel het radarbeeld verbeteren door de gevoeligheid van de radar aan te
passen en door achtergrondecho's van zee-en weercondities te filteren.
De radarinstellingsbeelden zijn te vinden in de rechterbovenhoek van het radarpaneel. U
kunt de beeldinstellingen aanpassen door het radarinstellingsbeeld te selecteren of door op
de draaiknop te drukken. De geselecteerde instelling wordt uitgebreid, de volledige naam
wordt getoond en er verschijnt een schuifbalk. U kunt de waarde vervolgens aanpassen door
aan de draaiknop te draaien of door de schuifbalk te gebruiken.
U kunt de beeldinstellingen ook aanpassen in het radarmenu.
De menuopties zijn afhankelijk van de mogelijkheden van uw radar.
Radarmodi
Gebruikersmodi zijn beschikbaar met vooraf ingestelde besturingsinstellingen voor
verschillende omgevingen. Niet alle modi zijn beschikbaar voor alle radartransceivers.
Modi bij dubbel bereik
Wanneer het apparaat is aangesloten op een radar met een dubbel bereik, kunt u de radar in
de modus Dubbel bereik gebruiken.
De modi kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld voor ieder bereik. U kunt
bijvoorbeeld de modus Offshore instellen voor bereik A en de modus Weer voor bereik B. In
sommige gevallen vindt echter een wisselwerking tussen bereiken plaats:
•
Wanneer u voor beide bereiken de modus Vogel gebruikt, dan is het maximale bereik
beperkt tot 24 NM en wordt de resolutie van het bereik beperkt.
•
Fast scan - De rotatiesnelheid van de antenne wordt ingesteld voor de traagste van beide
modi. Fast scan wordt bijvoorbeeld uitgeschakeld als u de modi Haven en Weer gebruikt,
omdat Fast scan uitstaat in de modus Weer.
•
De instellingen voor interferentieonderdrukking kunnen invloed hebben op de
interferentie die in beide bereiken wordt waargenomen en verwijderd.
Directionele echo-onderdrukking
Deze modus is automatisch actief als GAIN = AUTO en SEA = HARBOR of OFFSHORE. Het doel
is om kleinere vaartuigen zichtbaar te maken in de benedenwindse richting van de zee-echo.
Radar
| NSS evo3S Gebruikershandleiding
Radaroverlay op een kaart