De knop Werkprofiel is beschikbaar in de controller van de stuurautomaat of in het
moduspaneel van de controller van de stuurautomaat, afhankelijk van de grootte van het
MFD-scherm.
Het werkprofiel selecteren:
•
Selecteer de knop Werkprofiel om de lijst met beschikbare werkprofielen weer te geven
en selecteer vervolgens het gewenste werkprofiel
Stuurautomaat instellingen
Het instellingsvenster Stuurautomaat is afhankelijk van welke stuurautomaatcomputer op
het systeem is aangesloten. Als er meer dan één stuurautomaat is aangesloten, toont het
instellingsvenster Stuurautomaat de opties voor de actieve stuurautomaat.
De stuurautomaatinstellingen kunnen worden gesplitst in instellingen die door de gebruiker
kunnen worden aangepast en instellingen die tijdens de installatie en inbedrijfstelling van
het stuurautomaatsysteem worden opgegeven.
•
Gebruikersinstellingen kunnen worden gewijzigd voor verschillende
gebruiksomstandigheden en gebruikersvoorkeuren.
•
Installatie-instellingen worden opgegeven tijdens de inbedrijfstelling van het
stuurautomaatsysteem. Deze instellingen mogen niet meer worden gewijzigd.
In de volgende gedeelten worden de gebruikersinstellingen per stuurautomaatcomputer
beschreven. Raadpleeg voor installatie-instellingen de installatiehandleiding.
Algemene gebruikersinstellingen
De volgende gebruikersinstellingen gelden voor alle stuurautomaten.
Kaartkompas
Selecteer om een kompassymbool rond uw boot weer te geven op het kaartpaneel. Het
kompassymbool staat uit als de cursor actief is op het paneel.
NAC-1 specifieke gebruikersinstellingen
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag reactieniveau zorgt voor
minder roerbewegingen en een iets lossere besturing. Een hoog reactieniveau zorgt voor
meer roerbewegingen en een iets strakkere besturing. Een te hoog reactieniveau zorgt dat
de boot S-bewegingen gaat maken.
NAC-2/NAC-3 specifieke gebruikersinstellingen
Stuurautomaat
Hiermee schakelt u de weergave over naar de laatst actieve pagina.
Sturen
Met deze opties is het mogelijk om de parameters voor lage en hoge snelheid die tijdens de
ingebruikname van de stuurautomaat zijn ingesteld, handmatig te wijzigen. Raadpleeg de
documentatie van de stuurautomaatcomputer voor meer informatie.
Stuurautomaat
| NSS evo3S Gebruikershandleiding
109