16.6
Touwspanning aan boventouw controleren of instellen
BP000-193
De touwspanning richt zich naar het gekozen perstouw en moet gecontroleerd worden. Een te
hoog ingestelde touwspanning kan knoperstoringen veroorzaken en de betroffen onderdelen
belasten. De bovendraaden (3) moeten tot een trekkracht van 100–120 N door de touwremmen
(4) worden tegengehouden. Voordat de touwremmen de bovendraaden laten doorglijden,
moeten de touwspanarmen (1) tegen de veerkracht omlaag bewegen tot de boventouwen (3)
vrijwel zonder omkering door de ogen van spanarmen (2) worden gevoerd. Met de maat X
wordt de touwspanning ingesteld.
Fabrieksinstelling maat X=65 mm
Touwspanning controleren
Het bovendraad (3) aan een unster binden.
Aan het bovendraad (3) trekken en de trekkracht op de unster aflezen.
Æ Als de trekkracht kort voor het doorglijden van het bovendraad 100–120 N bedraagt, is de
instelling correct.
Æ Als de trekkracht kort voor het doorglijden van het bovendraad >120 N bedraagt, moet de
spankracht van de veer (maat X) worden verkleind, de maat X vergroten.
Æ Als de trekkracht kort voor het doorglijden van het bovendraad <100 N bedraagt, moet de
spankracht van de veer (maat X) worden verhoogd, de maat X kleiner maken.
Spankracht vergroten
De maat X met de vleugelmoer (5) verkleinen.
Spankracht verkleinen
De maat X met de vleugelmoer (5) vergroten.
De procedure voor alle bovendraaden herhalen.
BiG Pack 1290
Originele handleiding 150000749_03_nl
Touwspanning aan boventouw controleren of instellen
Instellingen
16
16.6
209