Aandrijving op alle wielen
E143949
Rijd van een heuvel af in dezelfde
versnelling die u zou gebruiken om de
heuvel op te rijden om overmatige
rembediening en oververhitten van de
remmen te voorkomen. Rijd niet naar
beneden in neutraal. Schakel de overdrive
uit of zet de keuzehendel van de
transmissie in een lagere versnelling.
Voorkom tijdens het afdalen van een steile
heuvel plotseling bruusk afremmen, omdat
u dan de controle over de auto kunt
verliezen. De voorwielen moeten draaien
om de auto te kunnen besturen.
De auto beschikt over een
antiblokkeersysteem voor de remmen;
bedien de remmen daarom gelijkmatig.
Maak geen pompbewegingen op het
rempedaal.
Rijden op sneeuw en ijs
WAARSCHUWING: Rijd altijd
voorzichtig onder gladde
omstandigheden waarbij
sneeuwkettingen of kabels nodig zijn.
Houd de snelheid laag, houd rekening
met een langere remweg en voorkom
agressief sturen om de kans te
Kuga (CTD) Vehicles Built From: 08-02-2021 Vehicles Built Up To: 21-06-2021, CG3851nlNLD nlNLD, Edition date: 202012, First-Printing
(indien aanwezig)
verminderen op verlies van de controle
over de auto en ernstige of dodelijke
verwondingen. Als de achterzijde van de
auto wegglijdt in een bocht, stuur dan in
de richting van het wegglijden tot u de
controle over de auto weer terug hebt.
N.B.: Overmatige bandenslip kan leiden tot
beschadiging van de transmissie.
Auto's met aandrijving op alle wielen
hebben voordelen ten opzichte van auto's
met tweewielaandrijving in sneeuw en op
ijs, maar kunnen net als iedere andere auto
slippen. Als u wegglijdt terwijl u rijdt op
wegen bedekt met sneeuw of ijs, draai dan
het stuur in de richting van het wegglijden
tot u de controle over de auto weer terug
hebt.
Voorkom plotseling krachtig gas geven en
snel van richting veranderen op sneeuw en
ijs. Bedien het gaspedaal langzaam en
gelijkmatig als u uit stilstand vertrekt.
Voorkom plotseling remmen. Hoewel een
auto met aandrijving op alle wielen op
sneeuw en ijs beter accelereert dan een
auto met tweewielaandrijving, stopt deze
niet sneller, omdat in beide gevallen alle
vier wielen worden afgeremd. Word niet
overmoedig en houd rekening met de
omstandigheden op de weg.
Houd voldoende afstand tot de voertuigen
voor u, zodat u veilig kunt stoppen. Rijd
langzamer dan normaal en overweeg één
van de lagere versnellingen te gebruiken.
Bedien het rempedaal gelijkmatig wanneer
u moet stoppen in noodsituaties. Maak
geen pompbewegingen met het
rempedaal, omdat de auto beschikt over
een antiblokkeersysteem voor vier wielen.
Zie Tips voor rijden met ABS (bladzijde
247).
244