3. Apparaatalarmen
Dit hoofdstuk beschrijft de alarmen van het beademingsapparaat en wat u moet doen als een alarm optreedt.
Er zijn drie alarmtypen:
•
Hoge prioriteit – De bediener moet onmiddellijk reageren.
•
Matige prioriteit – De bediener moet tijdig reageren.
•
Lage prioriteit – De bediener moet op de hoogte zijn. Deze alarmen maken u attent op een
verandering in de status van het beademingsapparaat.
Daarnaast geeft het beademingsapparaat ook informatieve berichten en bevestigingswaarschuwingen
weer om u attent te maken op toestanden waaraan aandacht moet worden geschonken, maar die geen
alarmtoestand vormen.
Geluidsalarmen en zichtbare alarmsignalen
Als zich een alarmtoestand voordoet:
•
De LED op de alarmonderdrukking-/alarm-LED-knop gaat branden.
•
Het geluidsalarm gaat af.
•
Er verschijnt een bericht op het scherm waarin het alarmtype wordt beschreven.
Opmerking: Als meerdere alarmen tegelijkertijd optreden, is alleen het alarm met de hoogste prioriteit actief. De volgorde van
belangrijkheid voor de alarmen is: hoge prioriteit, matige prioriteit, lage prioriteit. Wanneer alarmen van verschillende prioriteit
actief zijn, licht de LED met de hoogste prioriteit op en klinkt het geluidssignaal met de hoogste prioriteit. Op het beeldscherm
verschijnt het laatste alarm met de hoogste prioriteit.
Opmerking: Informatieve berichten zijn minder belangrijk dan alarmen en verschijnen niet op het scherm als een alarm actief is.
BiPAP S/T
gebruikshandleiding
Hoofdstuk 3 Apparaatalarmen