AWHP MIV-II
6.2
Problemen en oplossingen
Probleem
De radiatoren zijn koud.
Er is geen sanitair warm water.
Grote temperatuurschommelingen
van het sanitair warm water
De warmtepomp werkt niet.
23/04/2013 - 300023324-001-03
Mogelijke oorzaak
De richttemperatuur voor de
verwarming is te laag.
De verwarmingsfunctie is
uitgeschakeld.
De radiatorkranen zijn niet open.
De warmtepomp is niet in bedrijf.
De waterdruk is te laag (< 1 bar). 4
De richttemperatuur van het SWW
is te laag.
De modus sanitair warm water is
uitgeschakeld.
De spaardouchekop laat te weinig
water door.
De warmtepomp is niet in bedrijf.
De waterdruk is te laag (< 1 bar). 4
Te weinig watertoevoer
De richttemperatuur voor de
verwarming is te laag.
De warmtepomp is niet in bedrijf.
De waterdruk is te laag (< 1 bar). 4
De ketel staat op storing.
Oplossing
Verhoog de waarde van de parameter d of,
4
indien een kamerthermostaat is aangesloten,
de temperatuur hiervan.
¼Zie hoofdstuk: "Wijziging van de
richttemperatuur van de ruimte dH",
pagina 15.
Schakel de verwarmingsfunctie in.
4
¼Zie hoofdstuk: "Wijziging van de
werkingsmodus", pagina 16.
Open de kranen van alle op de installatie
4
aangesloten radiatoren.
Controleer of de warmtepomp onder spanning
4
staat.
Controleer de zekeringen en de schakelaars.
4
De installatie bijvullen met water.
¼Zie hoofdstuk: "De installatie
bijvullen met water", pagina 20.
Verhoog de waarde van de parameter r.
4
¼Zie hoofdstuk: "Wijziging van de
temperatuur sanitair warm waterHr",
pagina 15.
Schakel de functie SWW in.
4
¼Zie hoofdstuk: "Wijziging van de
werkingsmodus", pagina 16.
Maak de douchekop schoon of vervang hem.
4
Controleer of de warmtepomp onder spanning
4
staat.
Controleer de zekeringen en de schakelaars.
4
De installatie bijvullen met water.
¼Zie hoofdstuk: "De installatie
bijvullen met water", pagina 20.
Controleer de waterdruk van de cv-installatie.
4
Open de kraan.
4
Verhoog de waarde van de parameter d of,
4
indien een kamerthermostaat is aangesloten,
de temperatuur hiervan.
¼Zie hoofdstuk: "Wijziging van de
richttemperatuur van de ruimte dH",
pagina 15
Controleer of de warmtepomp onder spanning
4
staat.
Controleer de zekeringen en de schakelaars.
4
De installatie bijvullen met water.
¼Zie hoofdstuk: "De installatie
bijvullen met water", pagina 20.
Corrigeer de storing, indien mogelijk.
4
¼Zie hoofdstuk: "Foutmeldingen",
pagina 23.
6. Bij storing
24