7.4.7
Toerental instelmodus
Bij een ingeschakelde pompinstallatie [P:010] geldt het toerental schakelmoment 1 als
signaalgever. Bij een uitgeschakelde pompinstallatie stemmen de signaaloutput en sta-
tusopvraag zich af op toerental schakelmoment 2. De signaaloutput is onderworpen aan
de hysterese tussen de beide schakelmomenten.
f
(%)
[P:701]
[P:719]
1
[P:010]
0
1
[P:302]
0
Fig. 6:
Voorbeeld voor configuratie van toerental schakelmoment 1+2 actief; [P:701] > [P:719]
f
(%)
[P:719]
[P:701]
1
[P:010]
0
1
[P:302]
0
Fig. 7:
Voorbeeld voor configuratie van toerental schakelmoment 1+2 actief; [P:701] < [P:719]
De toerental instelmodus wordt gebruikt voor het verlagen van het toerental en bijgevolg
het aanzuigvermogen van de turbopomp. Het aanzuigvermogen van de turbopomp wij-
zigt zich evenredig met het toerental. In de toerental instelmodus kan de stand-by modus
niet worden gebruikt. Het streeftoerental wordt via de standaardwaarde in de toerental
instelmodus [P:707] ingesteld. Het schakelmoment van het toerental varieert afhankelijk
van het streeftoerental. Het onderschrijden of overschrijden van de standaardwaarde in
de toerental instelmodus activeert of inactiveert het statussignaal [P:306] SetSpdAtt.
Parameter [P:707] op de gewenste waarde in % instellen.
Parameter [P:026] = 1
Parameteropvraag [P:308]/[P:397].
Toegestaan toerentalbereik van de turbopomp
Instellingen in toerental instelmodus of standby-modus zijn onderhevig aan het toege-
stane toerentalbereik van de betreffende turbopomp. Wanneer de minimaal toegestane
waarden worden onderschreden leidt dat tot de waarschuwing Wrn100. De aandrijf-
elektronica stelt het streeftoerental automatisch op de eerste geldige waarde in.
Toegestaan toerentalbereik van de turbopomp in acht nemen (zie hoofdstuk. Techni-
sche gegevens in de gebruikershandleiding voor de betreffende turbopomp).
Parameterset van Pfeiffer Vacuum
[P:017] = 1
Process
[P:017] = 1
Process
t
t
t
t
t
t
37