5
Aansluiting "DeviceNet"
5.1
Verbindingen
5
2
3
5.2
Aansluiting configureren
5.2.1
Apparaatadres
ADDRESS
2
2
4
0
0
6
P
8
MSD
LSD
Via de aansluiting (5-polige steker, sealed-micro) met de aanduiding "DeviceNet" op de
aandrijfelektronica kan de turbopomp op een DeviceNet-bussysteem worden aangeslo-
ten. Voor de voeding van deze aansluiting is daarnaast voor de stroomvoorziening van
de aandrijfelektronica een voedingsspanning (V+, V-) nodig. De interface is galvanisch
beveiligd tegen de maximaal optredende voedingsspanning van de aandrijfelektronica.
Pin
1
1
2
3
4
4
5
DeviceNet bekabeling conform de geldende specificaties uitvoeren.
DeviceNet-aansluiting van spanning voorzien.
Het apparaat kan door middel van de overeenkomstige EDS-bestanden voor de opname
van de DeviceNet-communicatie geconfigureerd worden.
Gewenst apparaatadres instellen.
Gewenste baud rate instellen.
Om de aangegeven beschermingswijze te bereiken, rubberdoppen recht en zo diep
mogelijk in de keuzeschakelaars steken.
Het DeviceNet-apparaatadres wordt handmatig met de keuzeschakelaar met opschrift
"ADDRESS", of via DeviceNet ingesteld.
Stand
4
00 tot 63
6
P
Adres handmatig instellen
Keuzeschakelaar op gewenste waarde instellen.
– Na de instelling maakt het apparaat met het nieuwe adres contact met de bus.
Adres via DeviceNet instellen
Apparaat uitschakelen resp. van het voedingsnet scheiden.
Keuzeschakelaar op stand "P" instellen.
– Na inschakelen wordt het laatste geldige adres gebruikt (bij aflevering "63").
– Adres kan via het DeviceNet-object 3.1.1. worden geprogrammeerd (zie p. 14, 5.5).
Toewijzing
Drain
V+, 24 V DC gebaseerd op V-
V-
CAN_H
CAN_L
Betekenis
Apparaatadres (decimaal)
– MSD = plaats van de tientallen (0x-6x)
– LSD = plaats van de eenheden (x0-x9)
Adres via DeviceNet
Aansluiting "DeviceNet"
11