5.2
Fenomeen 5.2: Lage druk
M
OGELIJKE OORZAKEN
Er is te weinig waterstroom naar de
waterwarmtewisselaar toe.
Te weinig koelmiddel.
De unit functioneert buiten het
werkingsbereik.
De inlaattemperatuur aan de
waterwarmtewisselaar is te laag.
Verdamper is vuil.
Instelling lagedrukbeveiliging te
hoog.
De debietschakelaar werkt niet of er
is geen waterstroom.
TERUGSTELLEN
5.3
Fenomeen 5.3: Hogedrukschakelaar
M
OGELIJKE OORZAKEN
De condensorventilator functioneert
niet naar behoren.
De condensor is smerig of deels
belemmerd.
De luchtinlaattemperatuur van de
condensor is te hoog.
De ventilator draait in de
omgekeerde richting.
TERUGSTELLEN
5.4
Fenomeen 5.4: Thermische beveiliging van de ventilator is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
Er heeft zich een mechanische
storing voorgedaan (de ventilator
is belemmerd).
Er is te weinig luchtstroom in de unit
of de buitentemperatuur is te hoog.
TERUGSTELLEN
5.5
Fenomeen 5.5: Fasebeveiliging is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
Twee fasen van de voeding zijn
verkeerd aangesloten.
Eén fase is niet goed aangesloten.
TERUGSTELLEN
5.6
Fenomeen 5.6: Thermische beveiliging van de uitlaat is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit functioneert buiten het
werkingsbereik.
TERUGSTELLEN
Gebruiksaanwijzing
17
W
AT TE DOEN
Verhoog de waterstroom.
Controleer de unit op lekken en vul
indien nodig koelmiddel bij.
Controleer de werkingscondities van
de unit.
Verhoog de waterinlaattemperatuur.
Maak de verdamper schoon of neem
contact op met uw plaatselijke
dealer.
Zie de montagehandleiding
"Aanpassingen in het
onderhoudsmenu", paragraaf
"Instellen van de
minimumtemperatuur van het
uitlaatwater" voor de juiste waarden.
Controleer de debietschakelaar en
de waterpomp.
Na een drukstijging wordt deze
veiligheidsvoorziening automatisch
teruggesteld, maar de besturing zelf
moet nog teruggesteld worden.
W
AT TE DOEN
Controleer of de ventilatoren
onbelemmerd draaien. Reinig ze
indien nodig.
Verwijder eventuele obstakels en
reinig het condensorblok met behulp
van een borstel en een ventilator.
De luchttemperatuur gemeten aan
de inlaat van de condensor mag niet
hoger zijn dan 43°C.
Verwissel twee fasen van de voeding
op de ventilatormotor (enkel door
een erkend elektricien).
Na een drukdaling drukt u op de
knop van de hoge-drukschakelaar
en stelt u de besturing terug.
W
AT TE DOEN
Controleer of de ventilator
onbelemmerd draait.
Reinig de luchtwarmtewisselaar
grondig.
Na een temperatuurdaling wordt de
thermische beveiliging automatisch
teruggesteld.
Vervang de motor of raadpleeg uw
plaatselijke verdeler als de
beveiliging regelmatig in werking
treedt.
W
AT TE DOEN
Verwissel twee fasen van de voeding
(enkel door een erkend elektricien).
Controleer de aansluiting van alle
fasen.
Na het verwisselen van twee fasen
of stevig bevestigen van de
voedingskabels wordt de beveiliging
automatisch teruggesteld, maar
moet de besturing nog worden
teruggesteld.
W
AT TE DOEN
Controleer de werkingscondities van
de unit.
Na een temperatuurdaling wordt de
thermische beveiliging automatisch
teruggesteld, maar de besturing
moet nog worden teruggesteld.
5.7
Fenomeen 5.7: Debietschakelaar is geactiveerd
M
OGELIJKE OORZAKEN
Geen of te weinig waterstroom.
TERUGSTELLEN
5.8
Fenomeen 5.8: Vorstbeveiliging is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
Te weinig waterstroom.
De inlaattemperatuur aan de
verdamper is te laag.
De debietschakelaar werkt niet of er
is geen waterstroom.
TERUGSTELLEN
5.9
Fenomeen 5.9: Thermische beveiliging van de compressor is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
De temperatuur in het motorblok van
de compressor is te hoog.
TERUGSTELLEN
Fenomeen 6: De unit valt stil kort nadat deze is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
De weektimer is geactiveerd en staat
uit.
Eén van de beveiligingen is in
werking getreden.
De spanning is te laag.
Fenomeen 7: De unit functioneert constant terwijl de watertemperatuur
hoger, respectievelijk lager blijft dan de ingestelde temperatuur op de
besturing
M
OGELIJKE OORZAKEN
De ingestelde temperatuur op de
besturing is te laag.
De warmteproductie in het
watercircuit is te hoog.
Er is te veel waterstroom.
Fenomeen 8: De unit produceert te veel lawaai en trillingen
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit is niet naar behoren
bevestigd.
Fenomeen 9: Op het scherm verschijnt
systeem)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De adressen ingesteld op de
printplaat of besturing zijn verkeerd.
W
AT TE DOEN
Controleer de waterpomp en het
watercircuit op verstoppingen.
Nadat u de oorzaak van de storing
heeft gevonden wordt de
debietschakelaar automatisch
teruggesteld, maar de besturing
moet nog worden teruggesteld.
W
AT TE DOEN
Verhoog de waterstroom.
Verhoog de waterinlaattemperatuur.
Controleer de debietschakelaar en
de waterpomp.
Na een temperatuurstijging wordt de
vorstbeveiliging automatisch
teruggesteld maar moet de
circuitbesturing nog worden
teruggesteld.
W
AT TE DOEN
Het koelmiddel koelt de compressor
niet voldoende af.
Na een temperatuurdaling wordt de
thermische beveiliging automatisch
teruggesteld maar moet de
circuitbesturing nog worden
teruggesteld.
Raadpleeg uw verdeler als de
beveiliging regelmatig in werking
treedt.
W
AT TE DOEN
Ga te werk volgens de instellingen in
de weektimer of desactiveer de
weektimer.
Controleer de beveiligingen
(raadpleeg
Fenomeen 5: Eén van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden:).
Controleer de spanning op het
voedingspaneel en, indien nodig, op
het elektrische gedeelte van de unit
(de spanningsdaling door de
voedingskabels is te groot).
W
AT TE DOEN
Controleer en wijzig de
temperatuurinstelling.
De koelcapaciteit van de unit is te
laag. Raadpleeg uw plaatselijke
verdeler.
Herbereken de waterstroom.
W
AT TE DOEN
Bevestig de unit overeenkomstig de
instructies vermeld in de
montagehandleiding.
(alleen in een DICN-
W
AT TE DOEN
Zorg ervoor dat u de correcte
adressen instelt. Raadpleeg
"Instellen van de adressen"
in de
montagehandleiding.
EWAD120~340MBYNN
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW22683-1