4
Druk op de q-toets om de wijziging in te voeren.
De cursor bevindt zich na
5
Voer het nieuwe paswoord in met behulp van de g- en h-
toetsen.
6
Druk op q om het nieuwe paswoord te bevestigen.
Als het nieuwe paswoord bevestigd is zal de besturing vragen
om het nieuwe paswoord een tweede keer in te voeren (om
veiligheidsredenen). De cursor bevindt zich na
7
Voer het nieuwe paswoord opnieuw in met behulp van de g- en
h-toetsen.
8
Druk op q om het nieuwe paswoord te bevestigen.
LET OP
Het bestaande paswoord zal enkel worden gewijzigd
als het nieuwe paswoord en het bevestigde paswoord
dezelfde waarde hebben.
Bij wijziging op een van de units in een DICN-
configuratie zal deze instelling automatisch gelden
voor alle andere units in het netwerk.
S
TORINGSOPSPORING
In dit onderdeel wordt nuttige informatie gegeven over het opsporen
en oplossen van bepaalde storingen die in de unit kunnen
voorkomen.
Voer altijd eerst een grondige visuele controle uit van de unit en zoek
naar voor de hand liggende storingen zoals losse aansluitingen of
foute bedrading vooraleer de procedure voor storingsopsporing aan
te vangen.
Neem dit hoofdstuk zorgvuldig door vooraleer uw verdeler te
raadplegen. Het zal u tijd en geld besparen.
Schakel steeds de hoofdschakelaar van de unit uit
vooraleer u het voedingspaneel of de schakelkast
controleert.
Overzicht van beveiligingsberichten
Bericht beveiligingsmenu
Als een beveiliging in werking is getreden dient u de unit uit te
schakelen en na te gaan waarom de beveiliging in werking is
getreden vooraleer deze terug te stellen. De beveiligingen mogen
onder geen beding worden overbrugd of op een andere waarde
worden ingesteld dan deze van de fabrieksinstelling. Raadpleeg uw
verdeler als u de oorzaak van de storing niet kunt vinden.
EWAD120~340MBYNN
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
4PW22683-1
Fenomeen 1: De unit start niet terwijl het werkingslampje oplicht
.
.
Fenomeen 2: De unit start niet terwijl het werkingslampje knippert
Fenomeen 3: De unit start niet terwijl het werkingslampje niet oplicht
Fenomeen
3
5.7
Fenomeen 4: Het circuit start niet
5.8
13
13
13
14
5.6
5.3
5.9
5.1
5.6
5.2
13
13
11
Fenomeen 5: Eén van de volgende beveiligingen is in werking getreden:
12
10
13
13
5.7
M
OGELIJKE OORZAKEN
De temperatuurinstelling is niet
correct.
De stroomstarttimer loopt nog.
Het circuit kan niet worden
opgestart.
De unit is ingesteld op manuele
besturing (beide compressors op
0%).
Storing in de voeding.
Doorgebrande zekering of
onderbreking van een beveiliging.
Losse aansluitingen.
Kortgesloten of gebroken draden.
M
OGELIJKE OORZAKEN
De aan/uit-input vanop afstand is
ingeschakeld en de
afstandsschakelaar is uitgeschakeld.
3
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit bevindt zich in de
storingsmodus.
Eén van de volgende beveiligingen is
in werking getreden:
• Debietschakelaar (S8L,S9L)
• Noodstop
Het werkingslampje is stuk.
M
OGELIJKE OORZAKEN
Eén van de volgende beveiligingen is
in werking getreden:
• Thermische beveiliging van de compressor
(Q*M)
• Overstroomrelais (K*S)
• Thermische beveiliging van de afvoer (S*T)
• Lage druk
• Hoge-drukschakelaar (S*PH)
• Fasebeveiliging (R*P)
• Opvriezing
De antipendeltimer loopt nog.
De bewakingstimer loopt nog.
Het circuit is beperkt tot 0%.
5.1
Fenomeen 5.1: Overstroomrelais van de compressor
M
OGELIJKE OORZAKEN
Storing in één van de fasen.
De spanning is te laag.
De motor is overbelast.
TERUGSTELLEN
W
AT TE DOEN
Controleer de instelling van de
besturing.
De unit zal na ongeveer 15
seconden opstarten. Controleer of er
water door de verdamper stroomt.
Raadpleeg
Fenomeen 4: Het circuit
start
niet.
Controleer de besturing.
Controleer de spanning op het
voedingspaneel.
Controleer de zekeringen en
beveiligingen. Vervang deze door
zekeringen van dezelfde grootte en
hetzelfde type (raadpleeg
"Elektrische specificaties" op
pagina
1).
Controleer de aansluitingen van de
lokale bedrading en de interne
bedrading van de unit. Maak alle
losse aansluitingen vast.
Controleer de circuits met behulp
van een testapparaat en repareer
deze indien nodig.
W
AT TE DOEN
Schakel de afstandsschakelaar in of
schakel de aan/uit-input uit.
W
AT TE DOEN
Raadpleeg
Fenomeen 5: Eén van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden:.
Raadpleeg
Fenomeen 5: Eén van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden:.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler.
W
AT TE DOEN
Controleer de besturing en
raadpleeg
Fenomeen 5: Eén van de
volgende beveiligingen is in werking
getreden:.
Het circuit kan pas na ongeveer 10
minuten starten.
Het circuit kan pas na ongeveer 1
minuut opstarten.
Controleer het afstandscontact voor
het inschakelen/uitschakelen van de
capaciteitsbeperking.
W
AT TE DOEN
Controleer de zekeringen op het
voedingspaneel of meet de
spanningstoevoer.
Meet de spanningstoevoer.
Stel deze terug. Raadpleeg uw
verdeler als dit niet helpt.
Druk de blauwe toets in op het
overstroomrelais in de schakelkast
en stel de besturing terug.
Gebruiksaanwijzing
16