Elektronische baanspanningsbesturingseenheid PFEA111/112/122, Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6 Storingen zoeken
6-6
Tabel 6-1. Symptomen van storingen en maatregelen
Symptoom van de storing
Er wordt geen signaal gegeven als
de krachtopnemer belast wordt
Maatregelen
1. Controleer of de kabels naar de elektronica correct
zijn aangesloten.
2. Controleer of de krachtopnemers met de juiste
polariteit zijn aangesloten. Indien dit niet het geval
is zullen de signalen van de krachtopnemers elkaar
opheffen. Dit wordt op het volgende manier op het
scherm weergegeven:
a. Het signaal van de som (A+B) heeft een lage waarde
b. Het verschil tussen de signalen (A-B) is groot
c. Het signaal van de uitgang van de verschillende
krachtopnemers heeft een tegenovergesteld teken
(tegengestelde polariteit) als op het midden van de
rol een kracht uitgeoefend wordt.
Om de polariteit van het krachtopnemersignaal
controleren, leest u
Paragraaf 3.9 De polariteit van het
krachtopnemersignaal controleren
Voor het aansluiten van de krachtopnemers, met
als doel het verkrijgen van een positief signaal bij
het verhogen van de baanspanning, kijkt u in het
bedradingsdiagram van het geïnstalleerde type
krachtopnemer.
3. Schakel de elektronische baanspanningsregelunit uit
en meet de weerstand van de signaalcircuitkabels
vanuit de krachtopnemer. Voer de metingen uit
tussen de klemmen X1:5 en X1:6 en tussen de
klemmen X1:9 en X1:10.
a. De weerstand is > 25 Ω:
Controleer de kabels en de krachtopnemers.
b. De weerstand is< 25 Ω:
Controleer de mechanische elementen.
3BSE029380R0229 Rev B