6.5 Procedure voor het opsporen van storingen
3BSE029380R0229 Rev B
Elektronische baanspanningsbesturingseenheid PFEA111/112/122, Gebruikershandleiding
Storing in...
Mechanische installatie
Krachtopnemers
Bekabeling
Besturingseenheid
(1) Lees meer over de overbelastingscapaciteit voor uw type krachtopnemer in bijlage B, C, D, E, F of G.
Paragraaf 6.5 Procedure voor het opsporen van storingen
Symptomen storing
Fouten in de mechanische installatie manifesteren zich
meestal door een onstabiel nulpunt of een onjuiste
gevoeligheid.
Als een fout gerelateerd is aan een procesparameter
zoals de temperatuur, of gerelateerd aan een specifieke
handeling, is het mogelijk dat de fout veroorzaakt wordt
door het mechanische deel van de installatie.
De kalibratiegegevens van een krachtopnemer veranderen
niet geleidelijk. Een krachtopnemer kan, naargelang de
grootte en het type, tot vijf keer
in de meetrichting weerstaan. In probleem in de proceslijn,
zoals een breuk van de baan, kan een overbelasting
veroorzaken die voldoende groot is om de gegevens van
de krachtopnemer te wijzigen. Afhankelijk van de mate van
overbelasting kan dit voldoende zijn voor een nulstelling.
Problemen zoals een slechte werking of een onstabiel
nulpunt kunnen veroorzaakt worden door defecte kabels
of bedrading.
De nabijheid van kabels met ruis kan storingen
veroorzaken.
Onjuiste installatie, zoals asymmetrisch aangesloten
kabeladers of schermen die aan beide zijden zijn
aangesloten op de aarde, in plaats van uitsluitend aan één
zijkant, kunnen zich manifesteren als een onstabiel nulpunt.
Als de polariteit van de krachtopnemersignalen niet correct
is, moeten de kabels gecontroleerd worden.
Onderbrekingen in een functie zijn meestal te wijten
aan een storing in de besturingseenheid.
Stabiliteitsproblemen worden zelden veroorzaakt
door de besturingseenheid.
Storingen in apparaten die zijn aangesloten op de
besturingseenheid kunnen de werking van deze
beïnvloeden.
(1)
de nominale belasting
6-3