16 Voor het gebruik
Gedetailleerde informatie over de vereiste stappen voor bepaalde
functies
vindt
u
in
de
specifieke
gebruiksaanwijzing van de binnenunit.
Raadpleeg
de
gebruiksaanwijzing
gebruikersinterface.
16
Voor het gebruik
WAARSCHUWING
Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd
geïnstalleerd door een installateur.
VOORZICHTIG
Langdurige
blootstelling
luchtstroom is niet gezond.
VOORZICHTIG
Zorg voor een goede verluchting van de ruimte als samen
met het systeem een apparaat met brander wordt gebruikt;
dit om zuurstofgebrek te voorkomen.
VOORZICHTIG
Gebruik het systeem niet wanneer een rookvormig
insectendodend middel in de ruimte wordt verspreid.
Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit
kunnen afzetten, met gevaar voor de gezondheid van
mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen.
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de volgende systemen met
standaardbesturing. Neem vóór de ingebruikneming contact op met
uw dealer voor informatie over de bediening die overeenstemt met
uw systeem en versie. Dit is ook het geval als uw installatie is
uitgerust met een op maat ontworpen besturingssysteem.
Werkingsstanden (afhankelijk van het type binnenunit):
▪ Verwarmen en koelen (lucht/lucht).
▪ Alleen ventileren (lucht/lucht).
Afhankelijk van het type binnenunit zijn er specifieke functies; zie de
specifieke
montagehandleiding/gebruiksaanwijzing
informatie.
17
Bediening
17.1
Werkingsgebied
Gebruik het systeem binnen de volgende temperatuur- en
vochtgehaltewaarden om een veilige en efficiënte werking te
verzekeren.
Specificatie
Maximum capaciteit
Verwarmen
Koelen
Ontwerptemperatuur
Verwarmen
(buiten)
Koelen
Ontwerptemperatuur (buiten) van
compressorunit en warmtewisselaarunit
Maximale relatieve
Verwarmen
vochtigheid rond de
Koelen
compressorunit en
warmtewisselaarunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
56
montagehandleiding
en
van
de
geïnstalleerde
van
uw
lichaam
aan
de
voor
meer
5 HP
8 HP
16,0 kW
25,0 kW
14,0 kW
22,4 kW
–20~15,5°C natte bol
–5~46°C droge bol
5~35°C droge bol
(a)
50%
(a)
80%
(a)
Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Voor AHU-units gelden speciale waarden voor het werkingsbereik.
Zie hiervoor de montagehandleiding/gebruiksaanwijzing van de
specifieke unit. Zie de technische data voor de recentste informatie.
17.2
Gebruik van het systeem
17.2.1
Over het gebruik van het systeem
▪ De bedieningsprocedure hangt af van de combinatie van
compressorunit, warmtewisselaarunit en gebruikersinterface.
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
▪ Wanneer de unit wordt stilgelegd, kan ze nog enkele minuten
blijven draaien. Dit is echter geen storing.
17.2.2
Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de
gebruikersinterface
"omschakeling onder gecentraliseerde
besturing"
staat
(zie
gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface).
▪ Wanneer
"omschakeling onder gecentraliseerde besturing"
op
het
display
knippert,
gebruikersinterface instellen" op
▪ De ventilator kan mogelijk nog ongeveer 1 minuut blijven draaien
nadat het verwarmen is beëindigd.
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
17.2.3
Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde pijpenbundel van de
warmtewisselaarunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder
energie kan worden overgebracht naar de pijpenbundel van de
warmtewisselaarunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het
systeem moet ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan
de binnenunits.
De
ventilator
van
de
binnenunit
koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de pijpenbundel van de warmtewisselaarunit te
ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met
de binnenunit.
Tijdens het ontdooien smelt het ijs en verdampt dit mogelijk.
Mogelijk gevolg: Gedurende of net na het ontdooien kan er damp
worden gevormd. Dit is echter geen storing.
VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie
de
montagehandleiding
zie
"17.5.1
Over
master-
pagina 58.
wordt
stilgelegd,
op het display van
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
4P408445-1A – 2016.04
en
de