6 Installatie
e
Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
▪ Luchtstroming:
▪ Bescherm de kanalen tegen omgekeerde luchtstroom van wind.
▪ Zorg ervoor dat de uitgeblazen lucht niet opnieuw wordt
aangezogen. Mogelijk gevolg: Verminderde prestaties van de
unit.
▪ Buitenlucht. Sluit de aanzuigkanalen en uitblaaskanalen aan op
de buitenlucht. Als de aanzuigkanalen of uitblaaskanalen op de
binnenlucht
worden
aangesloten,
kamertemperatuur mogelijk niet worden bereikt.
a
b
c
d
O
Toegelaten
X
Niet toegelaten
a
Gebouw (bovenaanzicht)
b
Aanzuigkanalen
c
Warmtewisselaarunit
d
Uitblaaskanalen
6.4.4
Richtlijnen bij de installatie van de
afvoerleiding
Zorg ervoor dat het condenswater goed kan worden afgevoerd. Dit
omvat:
▪ Algemene richtlijnen
▪ Afvoerleiding aansluiten op de warmtewisselaarunit
▪ Afvoerpomp en afvoerreservoir installeren
▪ Controleren op waterlekken
Algemene richtlijnen
▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter
van 25 mm en buitendiameter van 32 mm).
▪ Helling. De afvoerleiding moet afhellen (minstens 1/100) om te
voorkomen dat er lucht in de leiding blijft zitten. Gebruik
hangstaven zoals afgebeeld.
1~1.5 m
a
Ophangstaaf
O
Toegelaten
X
Niet toegelaten
▪ Condensatie. Neem maatregelen tegen condensatie. Isoleer de
volledige afvoerleiding in het gebouw.
▪ Stank. Installeer een sifon om slechte geuren te voorkomen en
ervoor te zorgen dat er geen lucht in de unit terechtkomt via de
afvoerleiding.
a
Sifon
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
kan
de
gewenste
a
a
▪ Afvoerleidingen combineren. Afvoerleidingen kunnen worden
gecombineerd. Gebruik afvoerleidingen en T-stukken met de
juiste diameter voor de werkingscapaciteit van de units.
a
b
a
Warmtewisselaarunit
b
Binnenunit
c
T-stuk
Afvoerleiding aansluiten op de
warmtewisselaarunit
OPMERKING
Een slechte aansluiting van de afvoerslang kan lekken
veroorzaken
en
schade
installatieruimte en de omgeving.
1 Duw de afvoerslang zo ver mogelijk over de aansluiting van de
afvoerleiding.
2 Draai de metalen klem vast tot er minder dan 4 mm tussen de
schroefkop en het metalen klemdeel zit.
3 Draai de afdichting (= isolatie) rond de metalen klem en de
afvoerslang en bevestig ze met kabelbinders.
4 Sluit de afvoerleiding aan op de afvoerslang.
1
a
b
a
Aansluiting afvoerleiding (bevestigd aan de unit)
b
Afvoerslang (accessoire)
c
Metalen klem (accessoire)
d
Afdichting (accessoire)
e
Afvoerleidingen (niet meegeleverd)
Richtlijnen bij de installatie van een afvoerpomp
en afvoerreservoir
Wanneer
u
een
afvoerpomp
afvoerreservoir worden geïnstalleerd. De afvoerpomp en het
afvoerreservoir moeten lokaal worden voorzien.
VRV IV-warmtepomp voor binneninstallatie
c
b
berokkenen
aan
2+3+4
A
A
A'
A'
c
d
e
≤4 mm
d
c
A-A'
b
a
installeert,
moet
ook
RKXYQ5+8T7Y1B + RDXYQ5+8T7V1B*
4P408445-1A – 2016.04
de
een