2
Installatieschema
De onderstaande afbeeldingen tonen de typische opbouw van een installatie met ÉÉN resp.
met meerdere pompen waarbij het HYDROVAR-regeltoestel wordt toegepast. De
aansluiting van de installatie kan direct op het plaatselijke waterleidingnet. Bij directe
aansluiting moet aan zuigzijde een lagedrukschakelaar worden ingebouwd.
Uitvoering met ÉÉN pomp
(1)
Pomp met HYDROVAR
(2)
Membraanreservoir
(3)
Schakelkast
2.1 Membraanreservoir
Het membraanreservoir wordt aan drukzijde na de pomp aangesloten om de druk in het
systeem op te slaan als er geen verbruik is. Dit voorkomt dat de pompen ingeschakeld
blijven bij nulverbruik. Met de HYDROVAR zijn geen grote tanks vereist voor
toevoerdoeleinden, als bij standaard hydrofoorinstallaties.
Het reservoir moet tegen de installatiedruk bestand zijn en moet een capaciteit van min.
10% van het maximale debiet (in l/min.) van één pomp hebben (ook geldig voor installatie
met meerdere pompen).
Voorbeeld:
Maximaal pompdebiet = 250 liter per minuut
Minimaal volume van het membraanreservoir = 250 x 0,10 = 25 liter
De voorpersdruk van het reservoir kan met behulp van de volgende tabel worden afgelezen
gewenste druk (bar)
voorpersduk (bar)
OPMERKING
De juiste voorpersdruk kan alleen in drukloze toestand door de
HYDROVAR uit te schakelen worden gecontroleerd resp. ingesteld.
Uitvoering met meerdere pompen
(4)
Afsluitklep
(5)
Terugstroomblokkering
(6)
Toeloopdrukschakelaar
8
(7)
Manometer
(8)
Druksensor
(9)
Aftapkraan