motoren of slangen tot gevolg hebben. Als u
de tractie-eenheid moet verplaatsen terwijl de
maaidekken niet gemonteerd zijn, bevestig
deze dan met kabelklembanden aan de
ophangarmen.
5. Open de vergrendelingen op de stang van de
ophangarm van het maaidek dat u wilt verwijderen
(Figuur 35).
6. Maak de vergrendelingen van de stang van het
maaidek los.
7. Rol het maaidek onder de ophangarm vandaan.
8. Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 7 voor de
andere maaidekken.
9. Sluit de snelkoppelingen van de voe-
ding naar de maaidekken aan, zie
Snelkoppelingen van de maaidekken (bladz. 23).
Toerental van de
messenkooien instellen
Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant
en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien
een gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk dat de
toerentalregeling van de messenkooien (die zich op het
verdeelstuk onder de klep links van de stoel bevindt)
juist is afgesteld.
U stelt de toerentalregeling van de messenkooien als
volgt in:
1. Selecteer de maaihoogte waarop de maaidekken zijn
ingesteld.
2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor
de maaiomstandigheden.
3. Met behulp van de bijbehorende grafiek (zie
Figuur 40) voor maaidekken met 5, 8, 11 of
14 messen kunt u de juiste instelling voor de
toerentalregeling van de messenkooien bepalen.
4. Om het toerental in te stellen, draait u aan de knop
(Figuur 41) tot de wijzer de gewenste instelling
aangeeft.
1. Toerenregelaar van messenkooien
Opmerking: U kunt het toerental van de
messenkooien verhogen of verlagen om te
compenseren voor de veranderingen in de
gazonomstandigheden.
De machine gebruiksklaar
maken
Om de machine uit te lijnen voor opeenvolgende
maaibanen, adviseren wij deze procedure voor de
manden van maaidekken 2 en 3 uit te voeren:
34
Figuur 40
Figuur 41
g014736