Hfdst. 6.19 PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN
PROBLEMEN
• Bij het starten gaat geen enkel
controlelampje branden:
• Enkele elektrische componenten
werken niet:
• De weeginstallatie werkt niet:
• De motor gaat uit:
• Machine is aan de voorkant laag:
•
Wanneer het startpedaal geactiveerd
wordt, beweegt de machine niet en de
motor wordt geforceerd:
• Wanneer het rijpedaal geactiveerd
wordt, beweegt de machine niet:
• De
voorzieningen
afvoerband...) werken niet
• De afvoerband is geblokkeerd:
A
NL
64
Controleer de accuschakelaar.
Controleer de hoofdzekering van 100A en de bougieszekering van 150A.
Controleer de verbindingen van de accukabels.
Controleer de accuschakelaar.
Controleer de zekeringen op het zij-dashboard.
Controleer zekering F3.
Controleer bij storingen het instructieboekje van het weegsysteem.
De limiet van het toerental niet overschrijden (2800 RPM).
Controleer het brandstofpeil.
Controleer de reiniging van het gasoliefilter.
Controleer het peil van de hydraulische olie.
Controleer de diagnose via de VDO.
Controleer de hoogte van de voorophangingen, zie voor de afstelling de betreffende
paragraaf.
Controleer of de parkeerrem niet ingeschakeld is.
Controleer het controlelampje op het centrale dashboard 1A. Indien dit brandt, be-
tekent dit lage druk van overvoeding. Neem contact op met de assistentiedienst.
Controleer bij uitgeschakelde motor of de activeringsdraad met alle aansluitingen
en vorken goed op zijn plaats zit. Controleer, door het pedaal te activeren, of de
pomphendel verplaatst wordt. Indien de machine verplaatst moet worden, moet
gehandeld worden zoals beschreven wordt in hoofdstuk 6.6 - 6.7 De hendel bevindt
zich onder het carter in de cabine, vlakbij het rijpedaal. Om het carter te verwijde-
ren, de 3 schroeven met verzinkte zeskante kop losdraaien (A Afb.1) .
Controleer of de led op de spoel van elke voorziening brandt. Is dat niet het geval
(deur,
dan duidt dat op een elektrisch probleem. Brandt de led maar werkt de voorziening
:
niet, dan gaat het om een probleem van hydraulische aard. Neem contact op met
de assistentiedienst.
Controleer de spanning van de band.
Controleer de aanwezigheid van niet ter zake doende objecten tussen de achterrol
en het frame van de trechter.
A
A
Afb.1
GEBRUIK EN ONDERHOUD
OPLOSSINGEN
Ed. 11/07