GEBRUIK EN ONDERHOUD
Ed. 11/07
Hfdst. 5.7 SNIJ- EN MENGWAGENS MET HORIZONTALE VIJZELS
De volgorde van behandeling van de onderwerpen komt doorgaans met de werkvolgorde overeen. Deze volgorde
is echter niet bindend.
Hfdst. 5.7.1 INVOEREN VAN MATERIAAL MET LANGE VEZELS
Hooi, stro en lang foeragegewas moeten met laadtoestellen of andere systemen boven de bak ingevoerd worden. Met de frees
is het zaak om de foerage in de voorzijde van de machine te laden. Met dit systeem kan het hooi door een zo groot mogelijk
aantal messen bewerkt worden zodat de snijtijden verkort worden.
Het laden moet in verschillende keren plaatsvinden om de inspanning tot een minimum te beperken en het te laden gewicht met
grotere precisie te bereiken. Er dient benadrukt te worden dat met deze methode dezelfde of zelfs minder tijd benut wordt dan
wanneer grote hoeveelheden in één keer geladen worden.
N.B. Tijdens de fase van laden en snijden van de vezel moet het toerental van de aftakas aanzienlijk hoog zijn, rond 540 toeren/
min.
Indien de ingevoerde hoeveelheid vezel bescheiden is ten opzichte van de kubatuur van de machine, bestaat de mogelijkheid dat
het materiaal rond de onderste vijzel gedraaid blijft zitten. Om dit probleem te voorkomen kan eerst het meel geladen worden,
of kan men ander materiaal toevoegen zodat het gewicht verhoogd wordt en dus de wrijving binnen in de bak.
Hfdst. 5.7.2 SNIJDEN VAN DE VEZEL
Na het laden moeten de vijzels enige tijd draaien
zodat de lengte van de vezel bijna de definitieve
lengte bereikt. Deze tijd kan van 2 tot 8 minuten
variëren, al naargelang het in de wagen gevoerde
materiaal, de structuur en de hoeveelheid van
het materiaal dat volgt.
Het is dus noodzakelijk dat de operator de
bewerkingsmachine niet alleen niet verlaat, om
veiligheidsredenen, maar deze werkfase ook vi-
sueel controleert, gebruik makend van het spe-
ciale inspectietrapje dat op de machine aange-
bracht is.
Hfdst. 5.7.3 LADEN VAN HET MEEL
Het meel wordt doorgaans na de snij fase van de vezel ingevoerd. Het zou echter handig kunnen zijn het meel eerder te laden,
indien van bijzonder licht materiaal gebruik gemaakt wordt, los en gedroogd hooi en stro, om het gewicht te verhogen en
gelijkvormig maken, en zo het snijden en dus de afname van het volume te bevorderen.
Hfdst. 5.7.4 LADEN VAN GEDROOGD VOORG ESNEDEN MATERIAAL
Het laden van dit materiaal, of dit nu los dan wel verpakt bewaard wordt, mag nooit met de frees plaatsvinden. Het dient
afhankelijk van de materiaalstructuur in deze fase plaats te vinden of na de toevoeging van water.
Hfdst. 5.7.5 TOEVOEGEN VAN WATER OF MELASSE
De toevoeging van vloeistoffen vergroot het soortelijk gewicht van het materiaal en draagt bij aan de volumevermindering. Een
gewichtstoename heeft doorgaans ook een gunstige uitwerking op het snijresultaat. Houd er wel rekening mee dat de toename
van vocht bij sommige soorten lang hooi voor een verhoogde weerstand bij het snijden van het voer zorgt, waardoor het materiaal
om de vijzels kan gaan vastzitten. Het verdient derhalve aanbeveling om wanneer het volume probleemloos kan worden beperkt,
water of melasse toe te voegen wanneer het hooi gedeeltelijk is gesneden. Verdeel de vloeistoffen daarbij gelijkmatig over de
massa.
Hfdst. 5.7.6 LADEN VAN INGEKUILD VOORGESNEDEN MATERIAAL
Dit materiaal wordt doorgaans met de frees geladen. Wie van andere systemen gebruikt maakt (schoppen, laadsystemen),
dient op de bewaring van het materiaal te letten. Indien er geen hoog verbruik is, veroorzaakt de opname met deze middelen de
verplaatsing van een uitgebreid oppervlak van de massa waardoor de bewaring van het kuilvoer gecompromitteerd wordt. Als
NL
32