GEBRUIK EN ONDERHOUD
Ed. 11/07
Hfdst. 6.13.2 CONTROLE OLIEPEIL IN REDUCTIEWIEL/VERVERSING
De controle van de olie in het reductiewiel (D Afb.1) moet altijd plaatsvinden wanneer
de machine koud is. Het peil moet gecontroleerd worden met behulp van de controledop
(A Afb.4), op het carter van het reductiewiel dat naar de bak gericht is. Men verkrijgt
vanaf de linkerzijde van de machine toegang tot deze controledop van het peil, en tot
de vuldop. Open de linkerdeur (C Afb.2) en neem het verwijderbare spatbord weg voor
het uitvoeren van de inspectie (D Afb.3). Voor het bijvullen de vuldop (B Afb.4) wegnemen
en het peil tot halverwege het controlevenster (A Afb.4) bijvullen. Voor de verversing
de dop (E Afb.1) wegnemen, die zich onder het reductiewiel bevindt. De vuldop (B
fig.4) wegnemen om de olie sneller te laten wegstromen (de uitgeputte olie moet
verwerkt worden volgens de heersende voorschriften van het LAND).
B
Sluit de afvoerleiding met de dop (E Afb.1). Vullen met een hoeveelheid olie tot
halverwege het controlevenster van het peil (A Afb.4)(zie de tabel met de hoeveelheid
smeermiddelen). Sluit de vuldop (B Afb.4).
D
C
Olie-
peil
A
Afb.2
Afb.3
Afb.4
Hfdst. 6.13.3 CONTROLE KOPPELING REDUCTIEWIEL
De controle van de koppeling dient bij uitgeschakelde motor plaats te vinden.
Door de centrale kap te openen, wordt toegang tot de motorruimte verkregen waar de koppeling van het reductiewiel gemonteerd
is. Om de mate van slijtage van de koppeling te controleren, de koppeling met de handen draaien, tot de pin gevonden wordt die
de slijtage van de koppelingsschijf aangeeft (A Afb.5). Indien de maat van de pin groter of gelijk is aan 4,5 mm (zoals de
tekening toont) moet vervanging plaatsvinden. Neem voor de vervanging contact op met het centrum reserveonderdelen (de
meting van de slijtage dient uitgevoerd te worden te beginnen onder de kop van de pin, tot de schijf, zoals tekening A Afb.5
toont).
.
A
4,5 mm
Afb.5
NL
57