mm
A
B
RX 700 S/P
210
275 - 325 M 12 125
(A)
2
1
(B)
(C)
(D)
C
D
E
70
4
6
3
5
7
9
4
3
5
B
D
C
D3367
11
10
L
8
D8812
D10289
2
1
D8814
8
INSTALLATIE
KETELPLAAT (A)
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbran-
dingskamer, zoals aangegeven wordt in (A).
Met behulp van de thermisch flensdichting -
samen met de brander geleverd - kunt u de
juiste positie van te boren gaten vinden.
LENGTE KOP (B)
De lengte van de verbrandingskop moet geko-
zen worden volgens de aanduidingen van de
constructeur van de ketel, en de zone van de
niet-verbranding moet alleszins groter zijn dan
de dikte van de deur van de ketel compleet met
hittebestendige plaat.
Volgende lengtes, L (mm), zijn verkrijgbaar:
RX 700 S/P
Zone van niet-
L
verbranding
180
Voor de ketels met rookcircuit vooraan 9)(B), of
met kamer met omkering van de vlam, moet een
bescherming in vuurvast materiaal 10)(B) uitge-
voerd worden tussen de hittebestendige plaat
van de ketel 11)(B) en de verbrandingskop
8)(B).
Als de bescherming aanwezig is, moet het
mondstuk kunnen verwijderd worden en mag
het de drukkoppeling van de bediening van de
gasstraat niet verstoppen.
Bovendien moet het hittebestendige materiaal
op minimum 50 mm van het uiteinde van de
keramiek van de elektroden geplaatst worden.
Voor ketels waarvan de voorkant afgekoeld
wordt met water is geen hittebestendige
bescherming 10)-11)(C) nodig, als dat niet uit-
drukkelijk gevraagd wordt door de fabrikant van
de ketel.
BEVESTIGING VAN DE BRANDER OP DE
KETEL (D)
De branders worden geleverd met reeds
gemonteerde branderkop en elektroden.
•
Draai de stiftbouten 2)(D) vast op de plaat
1)(D).
•
Plaats het hittebestendige scherm 3)(D).
•
Plaats de siliconrubberen pakking 4)(D).
•
Draai de moeren 5)(D) vast.
De dichting brander-ketel en de groep elektro-
den moet hermetisch zijn.
Voer de montage van de gasstraat uit volgens
de aanduidingen van pag. 9 en 10.