OPENING BRANDER
9
8
(A)
6
4
7
1
3
5
EINDCONTROLES
• Maak een draad van de minimum gasdruk-
2
• open de afstandsbediening TL;
• open de afstandsbediening TS.
De brander moet stoppen met werken
• Maak de gemeenschappelijke draad P van de
• Maak de draad van de ionisatiesonde los.
De brander moet vergrendelen
• Controleer of de blokkeringen van de afstel-
ONDERHOUD
Verbranding
Analyseer de verbrandingsgassen. Als u een
groot verschil waarneemt t.o.v. een vorige con-
trole, dan vergen deze elementen extra aandacht
bij het onderhoud.
Gaslekken
Controleer of er geen gaslekken zijn in de vol-
gende zones:
- in de leiding relais-brander
D8821
- in de leiding ventiel-brander
- op de bevestigingsflens van de brander 9)(A)
overeenkomstig de silicone pakking.
Gasfilter
Vervang de gasfilter wanneer hij vuil is.
Branderkop
Open de brander en controleer of de gasverdeler
en de swirl intact zijn, of ze geen onzuiverheden
vertonen afkomstig van de omgeving en of ze
correct geplaatst zijn. Open indien mogelijk het
voorste deurtje van de ketel en controleer de ver-
brandingskop. Controleer of de stof intact is, niet
beschadigd is en geen ruime en diepe corrosie
vertoont. Controleer bovendien of er geen vervor-
mingen zijn door de hoge temperatuur.
Groep elektroden
Controleer of de bedekkende doos van de aan-
sluitingen niet vervormd is en of in de doos geen
condenssporen aanwezig zijn.
Open indien mogelijk het voorste deurtje van de
ketel en controleer of de elektroden en de sonde
niet vervormd zijn en geen oppervlakkige oxida-
ties vertonen. Controleer of de afstanden die
aangeduid worden in fig. (C) pag.14 nog geres-
pecteerd worden. Elimineer indien nodig de
oppervlakkige oxides op de sonde door middel
van schuurpapier.
Servomotor
Controleer de correcte werking van de servomo-
tor. Selecteer de manuele werking en wijzig de
positie van de luchtklep met de knop (+/-).
Brander
Controleer of geen abnormale slijtage aanwezig
is of schroeven gelost zijn. De schroeven waar-
mee de kabels in het klemmenbord van de bran-
der
geblokkeerd zijn.
Verbranding
Stel de brander af wanneer de waarden van de
verbranding bij het begin van de handeling niet
conform de van kracht zijnde normen zijn, of
wanneer ze niet conform met een goede verbran-
ding zijn.
Schrijf de nieuwe verbrandingswaarden op een
daarvoor bestemde kaart; dit zal nuttig zijn voor
de volgende controles.
Gasstraat
Controleer de afstelling van het ventiel en de
werkingsproportionaliteit door middel van de ana-
lyse van de uitlaatgassen. Controleer of de leidin-
gen voor de bediening van de ventielen niet
beschadigd zijn en verstopt zijn met onzuiverhe-
den en condens.
OM DE BRANDER TE OPENEN (A)
- Schakel de spanning uit.
- Verwijder de schroef 1) en de branderkap 2).
- Verwijder de schroef 5) en plaats de brander
Nu is het mogelijk de gasverdeler 7) te verwijde-
ren nadat de schroef 8) en de swirl 3) werd ver-
wijderd.
OM DE BRANDER TE SLUITEN (A)
- Duw de brander tot op ongeveer 100 mm van
- Koppel de kabels opnieuw vast en duw de
- Plaats de schroef (5) weer, en trek de sonde-
16
(met de brander in werking)
schakelaar los:
luchtdrukschakelaar los.
lingsmechanismen goed zijn aangedraaid.
bevestigd
zijn,
moeten
ongeveer 100 mm achteruit op de geleiders 6).
Verwijder de kabels van de sonde en de elek-
trode, en plaats de brander volledig achteruit.
de mof.
brander tot tegen de aanslag.
en elektrodekabels delicaat naar buiten tot ze
lichtjes gespannen zijn.
eveneens