MIN. GASDRUKSCHAKELAAR
(A)
(C)
Af s te l li n g s c hr oe f
N 5) ( A ) p. 10)
M e r k t e ke n
- 0, 1
(D)
SERVOMOTOR
(E)
(F)
LUCHTDRUKSCHAKELAAR
D3566
D8820
A fs t e l l in g s c h r o e f
V 6) ( A ) p. 10
G a s s t r a a t
Me r k t e k e n
1
VG D 2 0
I
II
III
IV
1
2
(B)
D8819
N ok
(I II - IV )
2 0 - 3 0°
V
D8547
D791
11
AFSTELLINGEN VÓÓR DE ONTSTEKING
De afstellingen die moeten uitgevoerd worden
zijn:
- open de manuele ventielen die vóór de gas-
straat geplaatst zijn.
- Stel de minimum gasdrukschakelaar af op het
begin van de schaal (A).
- Stel de luchtdrukschakelaar af op het einde
van de schaal (5 mbar) (B).
- Voer de lucht af uit de gasleiding door middel
van de schroef 11)(A)p.10.
Het wordt aangeraden om de ontsnapte lucht
met een plastic slang buiten het gebouw te
brengen tot men het gas ruikt.
- Monteer een digitale / U-vormige manometer
(C) op de gasdrukkoppeling van de mof.
Deze dient om het MAX vermogen van de
brander bij benadering te meten, door middel
van de tabellen op pag. 7.
- Sluit parallel op de elektromagnetische gas-
klep een lampje of een tester aan om het
juiste moment te controleren waarop ze onder
spanning komen.
Alvorens de brander te ontsteken, is het raad-
zaam de gasstraat zodanig af te stellen dat
de ontsteking plaatsvindt onder optimale vei-
ligheidsomstandigheden; d.w.z met een zeer
zwak gasdebiet.
De tabel (D) duidt de instellingen van de eerste
ontsteking aan betreffende een brander die op
methaan werkt. Hierop worden de ijkingen van
de schroeven N en V aangeduid die aanwezig
zijn op de behuizing van het ventiel (fig. B-C
pag. 12) en de positie van de ontstekingsnok (III
- IV) (fig. E) en de servomotor.
SERVOMOTOR (E)
De servomotor regelt de luchtklep.
De vier nokken zijn voorafgesteld in de fabriek.
Wijzig deze instelling niet, controleer alleen of
ze afgesteld zijn zoals hieronder aangegeven:
Nok I
: 90°
Beperkt de rotatie naar het maximum.
Nok I I
: 0°
Beperkt de rotatie naar het minimum.
Wanneer de brander uitgeschakeld is, moet de
luchtklep gesloten zijn: 0°.
Nok I I I - I V
: 25°
Regelt de positie van de ontsteking (> nok V).
Nok V
: 20°
Minimum vermogen.
START BRANDER
Sluit de afstandsbedieningen en plaats de scha-
kelaar 1)(F) in positie "MAN".
Controleer, wanneer de brander (RX 700S/P)
gestart wordt, de rotatiezin van de rotor van de
ventilator langs de viewer 13)(A)p.5 (tegenwij-
zerszin tegenover de motor).
Controleer of het lampje of de tester die aange-
sloten is op de elektromagnetische klep de
afwezigheid van spanning aanduidt. Geven
deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk en controleer de elektrische ver-
bindingen.
ONTSTEKING BRANDER
Na de onder het vorige punt beschreven hande-
lingen te hebben uitgevoerd dient de brander
aan te slaan. Als de motor start maar de vlam
niet ontstoken wordt en de brander vergrendelt,
de brander ontgrendelen en een nieuwe startpo-
ging doen. Wanneer de ontsteking nog niet
gebeurt, kan het zijn dat het gas de branderkop
niet bereikt binnen de veiligheidstijd van 3s.
Draai de schroef N die aanwezig is op het gas-
ventiel lichtjes in de richting "+", en herhaal de
start. Als het gas toekomt in de mof wordt dit
aangeduid door de U-vormige manometer / digi-
tale manometer (C).
Na de ontsteking moet de brander volledig afge-
steld worden.