6
Schakel SMTP Requires Authentication in om dit apparaat
te verifiëren.
7
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van
de SMTP-server in.
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de FTP-servers met behulp van CentreWare IS.
1
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2
Klik op Machine Settings en FTP Setup.
3
Klik op Server List.
4
Klik op Add.
5
Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6
Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige
item in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op
uw apparaat.
7
Selecteer IP Address of Host Name.
8
Voer het serveradres in decimale notatie of als een hostnaam in.
9
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 21.
10 Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de FTP-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11 Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
12 Voer in waar de gescande afbeelding opgeslagen zal worden. Dat is
de plaats die u in stap 6 hebt opgegeven.
13 Klik op Apply.
Een SMB-server instellen
Als u een SMB-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de SMB-servers met behulp van CentreWare IS.
1
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2
Klik op Machine Settings en SMB Setup.
3
Klik op Server List.
4
Klik op Add.
5
Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6
Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige
item in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op
uw apparaat.
7
Selecteer IP Address of Host Name.
8
Voer het serveradres in decimale notatie of als een hostnaam in.
9
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
10 Voer een sharenaam in voor de server.
11 Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de SMB-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
12 Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
13 Voer de domeinnaam van de SMB-server in.
14 Voer in waar de gescande afbeelding opgeslagen zal worden. Dat is
de plaats die u hebt opgegeven in stap 6.
15 Klik op Apply.
Scannen naar een netwerkclient
Een netwerkclient laat u toe om vanop afstand vanaf het op het netwerk
aangesloten apparaat een origineel naar uw computer te scannen
in de JPEG-, TIFF-, or PDF- indeling.
Scannen
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en de computer verbonden zijn met
een netwerk en dat Netwerkscan actief is op de computer.
2
Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of
plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 5.1 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3
Druk op Scannen.
4
Druk op de pijltoetsen tot NetScan op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op Enter.
5
Voer de gebruikers-id in die u hebt ingesteld in het venster
Xerox Netwerkscanbeheer en druk op Enter.
6
Voer de pincode in die u hebt ingesteld in het venster
Xerox Netwerkscanbeheer en druk op Enter.
7
Als de scanbestemming een map is, drukt u op de pijltoetsen tot de
gewenste scaninstelling verschijnt en drukt u vervolgens op Enter.
U kunt ook op Start drukken om onmiddellijk te scannen met de
standaardinstellingen.
• Scanformaat: bepaalt de grootte van de afbeelding.
• Oorspr. type: bepaalt het documenttype van het origineel.
• Resolutie: voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
• Scankleur: voor het instellen van de kleurenmodus.
• Scanindeling: voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om twee of meer pagina's te scannen.
Als de scanbestemming een toepassing is, gaat u door met stap 11.
8
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op Enter.
9
Druk op Start om het scannen te starten.
Uw apparaat begint het origineel te scannen naar de computer
waarop het programma actief is.
10 Druk op de pijltoetsen tot de gewenste toepassing verschijnt
en druk vervolgens op Enter. Het toestel begint te scannen.
8.3
<Scannen>