.
.Wanneer u aan één werstuk last met behulp van meerdere lasstroombronnen kan dat invloed hebben op de boog.
5-4. Meerdere lasstroombronnen gebruiken
6
6
1
3
2
4
7
5
Beweging
van het
pistool
3
2
4
Stroomrichting
1
Lasstroombron
2
Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4
Werkstukkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6
Draadtoevoer
7
Lasobject
Elke lasstroombron moet een afzonder-
lijke werstukkabel hebben naar het
werkstuk. Laskabels niet op elkaar leg-
gen of samenvoegen bij het lasobject.
Dit is zeer belangrijk voor pulserende
lastoepassingen.
Het is belangrijk om een spannings− de-
tectiekabel zo dicht mogelijk bij de las
aan te sluiten, maar niet in de retour-
stroomkring.
Sluit de spanningsdetectiekabel aan op
het einde van de lasverbinding.
De lasrichting moet van af de werkstuk-
kabelaansluitingen zijn.
Verbind de werkstukklem aan op het be-
gin van de lasverbinding.
5
Elk laspistool moet zijn eigen be-
schermgasbron hebben. Gebruik een
afzonderlijke beschermgasregelaar en
1
beschermgasaansluiting voor elk laspi-
stool.
Een "Arc blow" is de afwijking van een
lasboog van zijn normale baan als
gevolg van magnetische krachten. Hij
heeft een negatief effect op het uiterlijk
van een las, veroorzaakt zeer sterk
spatten en vermindert de kwaliteit van
de las. Een "Arc blow" treedt vooral op
bij het lassen van staal of ferromagneti-
sche metalen. Lasstroom neemt de weg
van de minste weerstand maar niet per
se de meest rechtstreekse weg door het
werkstuk naar de aansluiting van de
werkstukkabel. De grootste magneti-
sche kracht bevindt zich rondom de
boog als gevolg van een verschil in
weerstand van de magnetische baan in
het basismetaal. De werkstuk klemaan-
sluiting is belangrijk en hij moet zich b
vinden aan het beginpunt van een las.
Het wordt aanbevolen om een zo kort
mogelijke boog te hebben zodat de
magnetische krachten minder invloed
hebben. De condities die van invloed
zijn op de magnetische kracht die wordt
uitgeoefend op de boog variëren zo
sterk dat we hier alleen ingaan op de
kabelaansluitingen en de boogvoorkeu-
ren.
Ref. 804 459-A
OM-220 389 Pagina 21