Style2
(alleen
CVP709)
Song Ch1-8 /
9-16
Master
3
Tik op een tab om de gewenste parameters te bewerken.
Wanneer in stap 2 een andere tab dan 'Master' werd geselecteerd:
Filter
EQ
Effect
Chorus/Reverb
Pan/Volume
Wanneer in stap 2 'Master' werd geselecteerd:
Compressor
EQ
4
Stel de waarde van elke parameter in.
OPMERKING
Als u voor elke parameter de fabrieksinstellingen wilt terugzetten, houdt u de numerieke waarde of instelling ingedrukt.
5
Sla uw Mixer-instellingen op.
De instellingen van de Mixer Panel opslaan:
Registreer deze in het registratiegeheugen (pagina 88).
De instellingen van de Mixer Style1/2 (CVP-709) of Style (CVP-705) opslaan:
Sla deze op als een stijlbestand in het gebruikersgeheugen of op een USB-flashstation. Als u de
instellingen later wilt terughalen, selecteert u het stijlbestand dat u hier hebt opgeslagen.
1.
Open de bedieningsdisplay via [Menu] → [StyleCreator].
2.
Tik op
op als een stijlbestand (pagina 33).
De instellingen van de Mixer Song Ch 1-8/9-16 opslaan:
Registreer eerst de bewerkte instellingen als deel van de songdata (Setup) en sla de song
daarna op in het gebruikersgeheugen of op een USB-flashstation. Als u de instellingen later
wilt terughalen, selecteert u het songbestand dat u hier hebt opgeslagen.
1.
Open de bedieningsdisplay via [Menu] → [SongCreator] → [Channel Edit].
92
CVP-709/CVP-705 Gebruikershandleiding
• Rhythm1, Rhythm2
Deze zijn hetzelfde als bij Rhythm1, Rhythm2 van Style1.
• Audio
Dit is de audiopart van een audiostijl (pagina 57).
Gebruik deze display als u de balans tussen alle parts van de MIDI-song wilt
aanpassen. Deze is alleen beschikbaar als er een MIDI-song is geselecteerd.
In tegenstelling tot de andere displays gebruikt u deze display wanneer u de
tooneigenschappen wilt aanpassen van het totale geluid (behalve audiosongs) van
dit instrument.
Hiermee past u de harmonische inhoud (resonantie) en de helderheid van het
geluid aan.
Hiermee past u de equalizerparameters aan om de klank of klankkleur van het
geluid te corrigeren.
Hiermee selecteert u het effecttype en past u de diepte ervan aan voor elke part.
Hiermee selecteert u het chorus-/reverbtype en past u de diepte ervan aan voor
elke part.
Hiermee past u de panregeling en het volume van elke part aan.
Hiermee kunt u de Master Compressor (die op het totale geluid wordt toegepast)
in- of uitschakelen, het Master Compressor-type selecteren en de gerelateerde
parameters bewerken. U kunt uw oorspronkelijke bewerkingen opslaan als het
Master Compressor-type.
Hiermee selecteert u het Master EQ-type dat wordt toegepast op het totale
geluid en kunt u de bijbehorende parameters bewerken. U kunt uw
oorspronkelijke bewerkingen opslaan als het Master EQ-type.
(Opslaan) om de display voor stijlselectie te openen en sla de instellingen