A
Temperatuurregeling aan bestuurderszijde: Pas de temperatuurinstelling
aan met de bediening aan de bestuurderszijde. Met deze regeling past u ook de
temperatuur aan de passagierszijde aan wanneer u de stand voor dubbele
zones uitschakelt.
B
Snelheidsregeling ventilator: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto
circuleert.
C
Controlelamp ventilatorsnelheid: Gaat branden om de ventilatorsnelheid
aan te duiden.
Opmerking: Als de ventilatorsnelheid automatisch wordt geregeld door het
systeem, zijn alle controlelampen voor de ventilatorsnelheid uitgeschakeld.
D
Regeling luchtverdeling: Stel de regeling af om de luchtstroom van de
luchtroosters voor de voorruit, het dashboard of de beenruimte in of uit te
schakelen. U kunt lucht verdelen via elke combinatie van deze luchtroosters.
Opmerking: Minstens één van deze knoppen gaat branden wanneer het
systeem is ingeschakeld.
E
Temperatuurregeling passagierszijde: De temperatuur aan de
passagierszijde aanpassen.
Opmerking: Het maximale verschil tussen de instellingen van de bestuurder
en de passagier kan begrensd zijn. Als u een instelling zo wilt wijzigen dat het
verschil groter wordt, worden beide instellingen tegelijk gewijzigd.
F
Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht
en gerecirculeerde lucht. De lucht in het passagierscompartiment wordt
gerecirculeerd. Hierdoor kan het koelen van het interieur minder lang duren en
kunnen ongewenste geuren van buiten verminderd worden.
Opmerking: Luchtrecirculatie kan ook automatisch worden in- en uitgeschakeld
in de luchtstroommodus dashboard of dashboard en vloer bij warm weer, om
efficiënter te koelen.
G
MAX A/C: Druk op de toets voor maximale koeling. Door de luchtroosters van
het dashboard stroomt gerecirculeerde lucht, de airconditioning wordt
automatisch ingeschakeld en de ventilator wordt automatisch op de hoogste
snelheid gezet.
H
Stoelverwarming (indien aanwezig): Druk op de toets om de
stoelverwarming in of uit te schakelen. Zie Verwarmde stoelen (bladzijde
138).
I
A/C: Druk op de knop om de airconditioning in of uit te schakelen. De
airconditioning koelt uw auto met buitenlucht. Om sneller een aangename
temperatuur te bereiken bij warm weer, rijdt u met geopende ruiten totdat u
koude lucht door de luchtroosters voelt stromen.
Opmerking: In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij maximaal
ontdooien) kan de aircocompressor blijven werken, zelfs als de airconditioning
is uitgeschakeld.
Edge (CDQ, CWB) Vehicles Built From: 07-12-2015, GT4J 19A321 ABA nlNLD, First Printing
Klimaatregeling
117