2
Draai het programmakeuzewiel,
selecteer de gewenste functie en maak
de opname.
Afhankelijk van de geselecteerde functie werkt
de camera op de volgende manieren:
De sluitertijd en diafragmawaarde worden
P
automatisch ingesteld.
Selecteer de sluitertijd door het multifunctionele
Tv
keuzewiel te draaien.
Selecteer de diafragmawaarde door het
Av
multifunctionele keuzewiel te draaien.
Selecteer de sluitertijd door het multifunctionele
keuzewiel te draaien en druk eenmaal op de
knop
M
diafragmawaarde door het multifunctionele
keuzewiel te draaien.
De sluitertijd en diafragmawaarde worden weergegeven op het
LCD-scherm. De juiste belichting is ingesteld als de sluitertijd en
diafragmawaarde wit worden weergegeven op het LCD-scherm
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Wanneer de juiste belichting niet kan worden ingesteld,
worden de sluitertijd, de diafragmawaarde en het verschil met
de standaardbelichting rood weergegeven op het LCD-scherm.
Wanneer de flitser wordt geactiveerd, worden de sluitertijd
en diafragmawaarde wit weergegeven.
In
,
of
en diafragmawaarden wijzigen binnen dezelfde belichtingsinstelling
(Program Shift
Zie
(p. 50, 51, 52)
de diafragmawaarde en de sluitertijd.
Houd er rekening mee dat het bewegen van de camera een
belangrijke factor is bij lange sluitertijden en hogere diafragmawaarden.
Als
(camera beweegt, knippert rood) wordt weergegeven op het
LCD-scherm, kunt u de volgende stappen uitvoeren om het probleem
te verhelpen.
- Druk op de knop
- Gebruik een statief.
- Verhoog de ISO-waarde.
. Selecteer vervolgens de
kunt u de combinaties van sluitertijden
p.
66).
voor meer informatie over de relatie tussen
om een opname te kunnen maken.
Sluitertijd
Diafragmawaarde
3
49