Lens wordt niet ingetrokken.
Klepje van de
geheugenkaartsleuf/
batterijhouder is geopend
terwijl de camera
is ingeschakeld.
Overgeschakeld van
opnamemodus naar
weergavemodus.
Energie van de batterijen is snel verbruikt.
De batterijprestaties nemen
af bij lage temperaturen.
De polen van de batterij
zijn vuil.
De capaciteit van de batterij
is verminderd, omdat deze
een jaar of langer niet
is gebruikt nadat deze
volledig is opgeladen.
De levensduur van de batterij
is overschreden wanneer de
batterij snel leeg raakt bij een
normale temperatuur (23 ºC).
Batterij laadt niet op.
Slecht elektrisch contact.
De polen van de batterij
zijn vuil.
De levensduur van de batterij
is overschreden.
Er komen geluiden uit de camera.
De horizontale of verticale
stand van de camera
is gewijzigd.
118
Sluit het klepje van de geheugenkaartsleuf of batterijhouder
en zet de camera uit.
De lens wordt in dit geval niet ingetrokken. Sluit de lenskap, zodat
de lens kan worden ingetrokken.
Als u opnamen maakt in een koude omgeving, houdt
u de batterijen warm (door deze bijvoorbeeld in uw binnenzak
te plaatsen) totdat u de batterijen wilt gebruiken.
Reinig deze vóór gebruik met een droge doek.
Vervang de batterij door een nieuwe.
Vervang de batterij door een nieuwe.
Plaats de batterij stevig in de lader.
Reinig deze vóór het opladen met een droge doek.
Vervang de batterij door een nieuwe.
Het oriëntatiemechanisme van de camera maakt geluid.
Dit duidt niet op een defect.