8.5.2
Instellen van de strooiplaatstanden
ZA-M BAG0040.2 09.08
Afb. 38
De strooiplaatstand is afhankelijk van:
•
de werkbreedte en
•
de mestsoort.
Voor een exacte instelling van de afzonderlijke strooiplaatstanden
zonder gereedschap is elke strooischijf voorzien van twee
verschillende, unieke schalen (Afb. 38/1 en Afb. 38/2).
•
Bij de korte strooiplaat (Afb. 38/3) hoort de schaal (Afb. 38/1)
met de waarden 5 t/m 28 en bij de lange strooiplaat (Afb. 38/4)
hoort de schaal (Afb. 38/2) met de waarden 35 t/m 55.
ο
Lees bij de korte strooiplaat (Afb. 38/3) de instelwaarde
aan de afleeszijde (Afb. 38/5) af.
ο
Lees bij de lange strooiplaat (Afb. 38/4) de instelwaarde
aan de afleeszijde (Afb. 38/6) af.
•
Het zwenken van de strooiplaten naar een hogere getalswaarde
op de schaal (Afb. 38/1 resp. Afb. 38/2) heeft een vergroting van
de werkbreedte tot gevolg.
•
De korte strooiplaat verdeelt de mestkorrels voornamelijk in het
midden van het strooibeeld, terwijl de lange strooiplaat met
name het buitenste gebied bestrooit.
Stel de strooiplaten als volgt in:
1. Schakel de aftakas van de tractor uit.
2. Beveilig de tractor tegen het onbedoeld starten en wegrollen, zie
hiertoe het hoofdstuk "Tractor tegen onbedoeld starten en
wegrollen beveiligen", vanaf blz. 52.
3. Wacht tot eventueel roterende strooischijven volledig tot stilstand
zijn gekomen, voordat u de werkbreedte instelt.
4. Stel de gewenste werkbreedte in door de korte en lange
strooiplaat na elkaar in te stellen.
4.1 Verdraai de strooischijf zodanig dat u de betreffende
vleugelmoer onder de schijf probleemloos los kunt draaien.
4.2 Draai de betreffende vleugelmoer los.
Instellingen
67