regelaar van elk kanaal om het volume te regelen wanneer u
[NOISE] gebruikt.
FILTER
Produceert geluid dat door een filter is gegaan.
[COLOR]-regelaar:
• Tegen de klok in draaien: Vermindert de grensfrequentie van het
laagdoorlaatfilter geleidelijk.
• Met de klok mee draaien: Verhoogt de grensfrequentie van het
hoogdoorlaatfilter geleidelijk.
Een microfoon gebruiken
1 Sluit een microfoon aan op de [MIC1]- of de [MIC2]-
ingangsaansluiting.
2 Zet de [OFF, ON, TALK OVER]-schakelaar op [ON] of [TALK
OVER].
– [ON]: de indicator gaat branden.
– [TALK OVER]: de indicator knippert.
• Als u de schakelaar op [TALK OVER] zet, wordt het geluid van de kanalen,
behalve van het [MIC1]-kanaal en het [MIC2]-kanaal, gedempt met -18 dB
(standaard) wanneer een geluid van -10 dB of meer in de microfoon gaat.
• De hoeveelheid demping die wordt toegepast wanneer u de schakelaar op
[TALK OVER] zet, kan worden gewijzigd in de hulpprogrammatuurstand.
Voor meer informatie over het wijzigen van deze instelling, leest u: Instelling
MIC TALKOVER-niveau (pagina 102).
• De talkovermodus kan op Normaal of Geavanceerd worden gezet. Voor
meer informatie over het wijzigen van deze instelling, leest u: Instelling MIC
TALKOVER-modus (pagina 102).
3 Draai aan de [MIC1 LEVEL]- of de [MIC2 LEVEL]-regelaar.
Geavanceerd gebruik
93
Nl