Installatie (vervolg)
Uitlijningscontroles
Wanneer uitlijningscontroles uitvoeren
Uitlijningscontroles moeten worden uitgevoerd wanneer het volgende optreedt:
• de procestemperatuur wordt veranderd;
• de leidingen worden veranderd;
• er is onderhoudswerk aan de pomp verricht.
Typen uitlijningscontroles
Type controle
Eerste uitlijningscontrole (koude
uitlijning)
Definitieve uitlijningscontrole
(warme uitlijning)
Eerste uitlijningscontroles (koude uitlijning)
Wanneer
Voordat u de grondplaat ingiet
Nadat u de grondplaat hebt
ingegoten
Nadat u de leidingen hebt
aangesloten
Definitieve uitlijningscontroles (warme uitlijning)
Wanneer
Nadat de pomp voor het eerst is
gebruikt
Periodiek
Toegestane afleeswaarden bij uitlijningscontroles
Opmerking: De opgegeven toegestane afleeswaarden zijn alleen geldig bij bedrijfstemperatuur. Bij koude
instellingen zijn andere waarden toegestaan. Gebruik de juiste toleranties. Wanneer u dat niet doet, kan dit
leiden tot verkeerde uitlijning en verminderde betrouwbaarheid van de pomp.
BELANGRIJK
• Voor elektrische motoren moet de aanvankelijke koude instelling van de parallelle verticale uitlijning
van de motoras 0,05 to 0,10 mm (0,002 tot 0,004 in.) onder de pompas liggen.
• Voor andere aandrijvingen, zoals turbines en niet-elektrische motoren, moet u de aanbevelingen van
de fabrikant van de aandrijving opvolgen.
Wanneer meetklokken worden gebruikt bij de definitieve uitlijningscontrole, zijn de pomp en de
aandrijfeenheid correct uitgelijnd wanneer de volgende condities waar zijn:
• de totale afleeswaarde is maximaal 0,05 mm (0,002 inch) op bedrijfstemperatuur.
• de tolerantie van de indicator is 0,0127 mm/mm (0,0005 in./in.) meetklokafstand op bedrijfstemperatuur.
Richtlijnen voor uitlijningsmetingen
Richtlijn
Zorg dat het koppelingsgedeelte van de pomp en het
koppelingsgedeelte van de aandrijving samen draaien, zodat de
stangen van de meetklokken contact hebben met dezelfde
punten op het koppelingsgedeelte van de aandrijving.
26
Model 3700, API 610 10e editie / ISO 13709 Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud
Wanneer uitvoeren
Voorafgaand aan gebruik wanneer de pomp en aandrijving op
omgevingstemperatuur zijn.
Na gebruik wanneer de pomp en aandrijving op bedrijfstemperatuur
zijn.
Waarom
Hiermee zorgt u ervoor dat de uitlijning kan worden uitgevoerd.
Hiermee garandeert u dat er geen veranderingen hebben
plaatsgevonden tijdens het ingietproces.
Hiermee garandeert u dat spanningen op de leiding de uitlijning niet
hebben veranderd.
Als veranderingen hebben plaatsgevonden, moet u de leidingen
aanpassen om spanningen op de flenzen te voorkomen.
Waarom
Hiermee zorgt u voor de juiste uitlijning wanneer zowel de pomp als
de aandrijving op bedrijfstemperatuur zijn.
Hierbij moeten de fabriekswerkprocedures worden toegepast.
Verklaring
Hiermee voorkomt u een onjuiste meting.