Installatie (vervolg)
Controleren
Wanneer meerdere pompen vanuit dezelfde vloeistofbron
in bedrijf zijn, moet u controleren of voor elke pomp een
afzonderlijke aanzuigleiding wordt gebruikt.
Zorg zo nodig dat de aanzuigleiding is voorzien van een
aftapklep die juist is geïnstalleerd.
Vloeistofbron onder de pomp
Controleren
Zorg dat de aanzuigleiding vrij is van luchtbellen.
Controleer of de aanzuigleiding schuin oploopt van
de vloeistofbron naar de pompinlaat.
Als de pomp niet zelfaanzuigend is, moet u
controleren of een apparaat voor het vullen van de
pomp is geïnstalleerd.
Vloeistofbron boven de pomp
Controleren
Controleer of een isolatieklep is geïnstalleerd
in de aanzuigleiding op een afstand van ten
minste twee keer de buisdiameter van de
aanzuiginlaat.
Zorg dat de aanzuigleiding vrij is van
luchtbellen.
Controleer of de leiding recht loopt of schuin
afloopt vanaf de vloeistofbron.
Zorg dat geen enkel deel van de
aanzuigleiding onder de aanzuigflens van de
pomp uitkomt.
Zorg dat de aanzuigleiding voldoende is
ondergedompeld onder het oppervlak van de
vloeistofbron.
20
Model 3700, API 610 10e editie / ISO 13709 Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud
Uitleg/opmerking
Maasgaten met een diameter van
minimaal 1,6 mm worden
aanbevolen.
Dit wordt over het algemeen
aanbevolen voor optimale prestaties
van elke pomp.
—
Uitleg/opmerking
Hiermee voorkomt u dat er lucht de
pompinlaat binnenkomt of dat er cavitatie
optreedt.
—
Gebruik een bodemklep met een diameter
die minstens even groot is als de diameter
van de aanzuigleiding.
Uitleg/opmerking
Hierdoor kan de leiding worden gesloten tijdens
inspectie en onderhoud van de pomp.
Gebruik de isolatieklep niet om de pomp te
smoren. Smoren kan de volgende problemen
veroorzaken:
• Verlies van vulling
• Overmatig hoge temperaturen
• Schade aan de pomp
• Vervallen van de garantie
Hiermee voorkomt u dat er lucht de pompinlaat
binnenkomt of dat er cavitatie optreedt.
—
—
Dit voorkomt dat lucht in de pomp komt als
gevolg van een aanzuigwerveling.
Gedaan
Gedaan
Gedaan