BELICHTINGS- EN FLITSCORRECTIE
U kunt zowel de gewone belichtingsregeling als de flitsdosering corrigeren om het uiteindelijke beeld
lichter of donkerder te maken. U kunt de belichting corrigeren tot plus/min 2 stops en stappen van 1/3
stop (blz. 111). De belichtingscorrectie en de flitscorrectie blijven gelden totdat u ze weer op nul zet.
Meer informatie over belichtingscorrectie op blz. 110.
De correctie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt. Wanneer u de belichtings- of
flitscorrectie instelt verschijnt de verandering in lichtwaarden op het data-scherm en in de zoeker/moni-
tor. Nadat de instelling is uitgevoerd zijn de sluitertijd- en/of diafragma-aanduiding aangepast.
1
Druk op de belichtingscorrectietoets (1).
Stel met het voorste instelwiel (2) de gewenste belichtings-
correctiewaarde in.
2
Stel met het achterste instelwiel (3) de gewenste flitscor-
rectiewaarde in.
Druk de ontspanknop half in of druk op de belichtingscor-
rectietoets om de handeling te voltooien. Wordt enige
seconden geen andere verstelling uitgevoerd, dan worden
de correctiewaarden automatisch doorgevoerd. Werd er
3
een andere waarde ingesteld dan 0.0, dan verschijnt er een
aanduiding op de monitor.
Flitscorrectie
Belichtingscorrectie
59